verslag van een reis naar de verrukkelijke eilanden in juli en augustus 1981 (toen het daar
winter was),
door een wiskundeleraar die in het kiwiland een lezing gaf aan drie universiteiten
20 mei 1984
1. Lieve vrouw, trouw aan het eens gegeven woord breng ik schriftelijk verslag uit van mijn reis
naar Nieuw-Zeeland. Misschien zullen we daar later wonen, en we wilden al vast kijken hoe het er is.
Ik herinner me nog precies hoe je me uitzwaaide op het vliegveld, bij de douane, met onze kleine
Frank op je arm.
Ik had een wee gevoel in de maagstreek toen het vliegtuig zich in beweging zette. Het was de
eerste keer dat ik in zo'n luchtschip zat. Met toenemende snelheid ging het toestel over de
runway. We waren los ... ! In luttele uren, sneller dan men bevatten kan, bracht de grote vogel van
Singapore Airlines me over de Alpen naar Bahrein aan de Perzische Golf. Daar steeg zij weer op,
en bracht mij als de wind naar Singapore. Nooit was een nacht zo kort. Vliegen is adembenemend
mooi!
Omdat jij, Marian, er als kind zelf geweest bent, ken je de geuren en kleuren van Singapore.
Er wonen drie miljoen mensen op een kluitje. De meesten komen uit China, de anderen uit
Maleisië en Pakistan. In het oude stadsdeel, Chinatown, schenkt men zoete koffie op elke
straathoek, aan ontelbare Chinezen in ondergoed. Huisje aan huisje zijn er de open winkeltjes,
waarboven een plank met de naam van de eigenaar. Haantjes lopen tussen de auto's en de karren
op straat, en aan het plafond van elk straathoekrestaurantje hangen de kippetjes die gebraden
gaan worden.
Ook 's nachts is het er drukkend heet. De vogels krijsen oorverdovend. Plotseling is het dag.
Overal rijden bussen, vol met mensen die naar hun werk gaan. Ze kijken zwijgend voor zich uit,
maar antwoorden vriendelijk als je ze wat vraagt.
In Orchard Road staan de moderne warenhuizen.
Als je er binnenstapt is daar die verkwikkende koelte. Ze zijn er voor de mensen met money,
zoals ik, maar er zijn bijna geen westerlingen.
De geur van kerrie en aangebrand vet verdringt de vieze geur van uitlaatgassen. Maar omdat
de zee nabij is, en de parken talrijk zijn, is het goed toeven in Singapore.
Omdat het drinkwater betrouwbaar is, at ik meestal samen met de Chinezen in een
straathoekrestaurantje, of broodjes en fruit uit een kraampje. Ze zien me wel, maar merken me
niet op. Toch, een enkele keer, komt het tot een paar woorden over en weer. Maar na korte
tijd vervaagt de herinnering daaraan.
Nooit zal ik de Tijgerbalsemtuin meer vergeten, met haar gebeeldhouwde taferelen in steen,
sommige lieflijk en andere wreed. Want, zoals je weet, houdt het steen de beelden vast voor de
eeuwigheid. Je kunt er met de bus komen, als je veelvuldig de weg vraagt. En dit jaar is het
motto van de natie: "Maak hoffelijkheid jouw manier van leven".
Vaarwel, Singapore, ik ga je nu verlaten. Maar na Nieuw Zeeland kom ik even terug.
Dan zal nog steeds in elk winkeltje de eigenaar aan een tafeltje zitten, en de magere katten
zullen er lopen tussen de opgestapelde koopwaar.
En als altijd zullen de winkeliers ijzeren valhekken neerlaten als het donker wordt, om de
winkel tegen dieven te beschermen. Vaarwel, stad van uitersten, stad van torenhoge
wolkenkrabbers en kleurige kampongs.
Een gevoel van eenzaamheid overviel mij op Changi Airport. Ik had mijn koffer mee naar het
terras genomen, maar er was verder niemand die bagage bij zich had. Toen het tijd was, ging ik
aan boord van het vliegtuig, samen met de andere Nieuw-Zeeland-vaarders, stoer en boers. We
waren gereed om te vertrekken.
2. Om tien uur in de ochtend vlogen wij boven Auckland. Omdat de zon scheen kon je goed zien
dat Auckland eigenlijk een onmetelijk grote camping is, vol zomerhuisjes. Tegen half elf begonnen
wij te dalen en om elf uur stonden wij heelhuids op het vliegveld, en het stortregende.
Onmiddellijk na de landing kwamen volwassen padvindertjes met spuitbussen in het vliegtuig om
ons te desinfecteren. Je moet je etenswaren inleveren en ze halen je koffers overhoop, want hun
landbouwgewassen moeten tegen elke besmetting beschermd worden. De douanebeambte aan wie ik het
formulier gaf dat ik had moeten invullen, wenste mij veel geluk, op een toon waaraan geen
sarcasme viel te beluisteren.
In de aankomsthal las ik de folders met Accomodations en Youth Hostels. Een folder sprong er uit:
International Youth Hostel "Ivanhoe", niet ver van het centrum, voor maar vijf dollar per nacht!
Een trage chauffeur bracht mij in zijn trage bus naar het city center. We reden het hele eind langs
de houten bungalows waarin de Nieuwzeelanders het hele jaar wonen. Het winterzonnetje scheen
op de bloeiende rozen en paardenbloemen. Ik zag palmbomen langs de weg.
Daar stond ik dan met mijn koffer onder de hemel van Nieuw-Zeeland, twintigduizend kilometer
ver van huis. De zakenlieden snelden langs mij heen, en beseften niet dat hier eigenlijk een
soort marsmannetje tussen hen stond. Frisse regenbuitjes wisselden een vriendelijk zonnetje af.
Ik deed mijn koffer in safe deposit en stapte in de bus naar Grey Lynn. Er zat een norse dame
achter het stuur. Wij stopten bij het Grey Lynn Shopping Center, en hier moest ik er uit.
Het simpele winkelcentrum deed mij aan de oude Amerikaanse films denken: reclame geverfd op
houten borden, en oldtimers op de weg. Dit land, dacht ik toen, loopt dertig jaar achter.
En in sommige opzichten is dat zo.
Hotel Ivanhoe is gelegen aan de voet van een heuvel. Je komt er langs enige
bouwvallige en verveloze huisjes. De naam is ontleend aan de weg waaraan het hotel gelegen is,
Ivanhoe Road. De onderneming is bedacht door een stel jongelui. Barry, de manager, is weggelopen
van zijn ouders in Australië, en heeft de zaak opgezet in samenwerking met een vriendin.
Dit meisje was de eerste die ik zag toen ik de woning naderde. Zij had een doek om het
hoofd en was met emmer en dweil in de weer. "Where can I sleep?", vroeg ik, en zij antwoordde:
"Anywhere!". Het logeerverblijf was een kamer met drie stapelbedden, waar vuile kleren her en
der verspreid lagen. Er zat een Canadese timmerman. Hij grijnsde me toe, en deelde mee dat het
hier winter was. Er was ook een keukentje waar ieder zijn potje kon koken. Het was er niet echt
vies.
Het werd me duidelijk dat ik hier de nacht door moest brengen. Ik bracht mijn
kostbare papieren naar een bank in de winkelrij, en kocht brood, boter en jam voor de lunch en
het ontbijt. De supermarkt is hier als overal elders in de wereld, en ik geloof niet dat de
mensen aan mijn neus konden zien dat ik een buitenlander was.
Omdat ik nauwelijks slapen kon, die nacht, heb ik een mooie wandeling gemaakt onder de
sterrenhemel van Auckland. Ik klom naar de top van de heuvel. Toen ik al die verspreide
lichtjes zag van de dun bebouwde metropool, schoten mijn ogen vol tranen. Ik liep langs
Karangahape Road en zag de vrolijk beschilderde saloon "girls girls girls", uniek in Nieuw-Zeeland.
Er stonden jonge Maori's voor de deur, die mij lachend binnen noodden, maar tevergeefs.
Bij het aanbreken van de dag keerde ik terug op mijn schreden, en spookte rond tussen de
slapers. Ik ontbeet met Barry die mij van slappe Nieuw-Zeelandse koffie voorzag. Hij vertelde
me het verhaal van hotel Ivanhoe. Omdat hij een jofele vent was, liet ik hem meesnoepen van
mijn boterhammen met jam.
3. En nu aan het werk! Ik zei "Good luck, Barry!", tegen de manager, die bij de deur zat,
en haalde mijn papieren op van de bank in het winkelcentrum. Ik nam de bus naar het city center
en haalde mijn koffer op van de balie van het busstation. Nadat ik daar het noodzakelijke uit
had genomen, liet ik deze koffer weer achter bij een Mount-Cook reisbureau.
Ik nam de bus naar de universiteit en maakte mijn opwachting bij mister Solloway van de
lerarenopleiding, zoals in onze correspondentie overeengekomen. Maar hij was niet aanwezig en
had zelfs geen boodschap achtergelaten.
Ik ging terug naar het stadscentrum en begaf mij naar het Nederlands consulaat. De heer
Korstenhorst, die daar de scepter zwaaide, bleek een joviale man te zijn. Hij heette mij
welkom en herhaalde een en ander dat ik al uit de folders wist. Om zijn woorden kracht bij
te zetten overdreef hij een beetje. Zo beweerde hij dat Nieuw-Zeeland net niet in de tropen
ligt, en ook dat de afstand van Auckland naar Christchurch dezelfde is als die van
Amsterdam naar Ankara. Wij Nederlanders hadden geen pap in de aderen, en waren niet te
beroerd om de handen uit de mouwen te steken. Hier struikelde je niet, zoals in Nederland,
over de hondenpoep. Wie de kleine vreugden van het eenvoudige leven waardeerde, was hier op
zijn plaats.
Het centrum van Auckland is niet zeer uitgebreid. Er zijn hoge kantoorgebouwen en er is het
Downtown Shopping Center dat wel wat op onze bijenkorf lijkt. De buitenwijken vormen de
eigenlijke stad, waar achthonderdduizend mensen wonen, dat is een kwart van alle Nieuwzeelanders.
Ik besteedde de dag aan het zien van de winkelstraten. Je ziet Maori's in alle rangen en standen,
maar bij het zuiveren van de wc's hebben ze het alleenrecht. Tot mijn verbazing zag ik dat men
in een bepaalde gelegenheid in Queen Street de nacht kon doorbrengen voor een dollar, dus ruim
twee gulden. Uit nieuwsgierigheid liep ik er binnen, maar het was niet anders dan ik dacht:
junks en criminelen. Tegen de avond at ik boterhammen met sla in een broodjeszaak, haalde mijn
koffer op, en schreef me in aan de balie van het Railton Hotel voor twintig dollar. Het Railton
Hotel is van de Salvation Army, en er zijn bijbels op de kamers.
In alle vroegte liep ik met mijn zware koffer van het hotel boven in Queen Street naar Downtown
en nam de bus met andere vroege vogels naar het vliegveld voor binnenlandse vluchten. Ik kocht
een ticket stand-by voor de helft van de prijs en vloog naar Christchurch.
4. Midden in Christchurch is Cathedral Square. De kathedraal is honderdvijftig jaar oud en
domineert het plein en de stad. Hier begon de geschiedenis van het Zuid-Eiland, toen de
uitgeputte schepelingen van de eerste schepen uit Schotland en Engeland het maagdelijke
eiland betraden. De Founding Fathers liggen op het plein begraven.
Er stroomt een heldere rivier door Christchurch, de river Avon, en er zijn parken met stenen
beelden en altijdgroene bomen. Driehonderduizend mensen wonen hier in de hoofdstad van de
Canterbury Plains. Ze lijken me nog tijdlozer dan de Aucklanders. Dit is een stad naar mijn
hart, waar het verleden nog tastbaar is. In de verte ziet men de besneeuwde toppen van de
Southern Alps.
Bij de oude gebouwen van de universiteit kan men ook het museum vinden. Dit museum geeft
een goede indruk van de tijd der pioniers. Men heeft er een huiskamer en een drugstore en een
smederij nagebouwd. Voor de smederij staat een echte koets met opgezette paarden. Levensgrote
poppen in oude kleding beelden een oude vergiftigingsgeschiedenis uit. Men besteedt ook
bijzonder veel aandacht aan het drankmisbruik. Sociale hulp werd alleen verleend aan wie van de
fles afbleef.
Op het plein van de kathedraal is ook het zelfbedieningsrestaurantje, waar je brood en groente
kunt kopen, en alle soorten vlees en vis. Ik, vegetariër, kan er terecht, en het is vlak
bij mijn hotel. Verder is op het plein onder meer het oude postkantoor te vinden, en het
gebouw van de Sociale Dienst.
Warner's Hotel op Cathedral Square kost dertien dollar per nacht. Mijn kamer is voorzien van
een ligbad en een ingelijste tekst, de 'Desiderata Revised', waarin onder meer te lezen staat:
"Loud and aggressive people are better than soft apathetic ones." Toen ik net op bed lag, kwam de
receptionist vragen of hij in mijn bad mocht. Geheel in de geest van de 'Desiderata' riep ik op
agressieve toon verontwaardigd "no!". Vanaf dat moment werd ik in het hotel met alle respect
behandeld.
De juffrouw aan de balie zegt "maaibie" in plaats van "maybe", en rolt de "r". Dat is het
Schotse accent van deze contreien. Zij zorgde voor de telefoonverbinding met Nederland.
Schrok je erg, Marian, toen ik belde vanuit het Warner's Hotel naar de Korreweg in Groningen?
5. Tussen de meeuwen op het plein staat een telefooncel. Ik belde dr Robinson van de
universiteit van Canterbury, zoals afgesproken, en kondigde aan dat ik er was en dat ik verbleef
in Warner's Hotel.
De volgende ochtend werd ik vroeg wakker. Ik keek uit het raam en genoot van het ochtendgebeuren
op Cathedral Square. Geen mens had een jas aan. Ik weet nog steeds niet of hier mensen leven die
een jas bezitten. Ik kleedde me aan en nam de bus naar de universiteit.
De receptioniste bracht me naar de kamer van professor Petersen. Hij en dr Robinson heetten
me hartelijk welkom, en zij bevestigden de gemaakte afspraken. Zoals je weet, Marian, was
professor Petersen de eerste die mijn brieven beantwoordde. Hij schreef dat hij zelf ooit in
Nederland was geweest en er toen lange fietstochten had gemaakt. Hij is een grote man met een
imponerende kop: ogenplooi, kaal hoofd, en een puntbaardje. Robinson is een kleinere, levendige
man. Gezamenlijk ontvingen ze me vriendelijk en beleefd.
Je weet wel, Marian, dat ik nog veel gecorrespondeerd heb met deze twee, en dat professor
Petersen twee jaar later een beroerte kreeg, waarvan hij slechts langzaam herstelde. En je
herinnert je vast en zeker het mooie Kerstgedicht dat hij ons stuurde.
Zij nodigden mij uit voor een party. Hierna liet professor Petersen mij de bibliotheek
zien, en ik schonk hem een exemplaar van mijn proefschrift. Wij lunchten in de lounge samen met
professor Gray, die me het een en ander vertelde over de bomen in Nieuw-Zeeland. De uitheemse
bomen herkent men daaraan dat zij in de winter zonder blad zijn. Toen ik de universiteit
verliet en over het pad door het gazon in de richting van de bushalte liep, overdacht ik
dankbaar de nieuwe vriendschap die ik ervaren had.
6. Er volgde een kil weekend in Christchurch. Ik had in de stadsgids iets gelezen over
traditionele gastvrijheid, en ik gaf me op voor een "maaltijd" bij een gastgezin. Maar omdat
het gastgezin zo ver weg woonde dat ik er op stel en sprong met een dure taxi naar toe zou moeten,
annuleerde ik de afspraak. Ik las de krant in een lunchroom met uitzicht op het standbeeld van
Koningin Victoria. Er kwamen schoolmeisjes in uniform voorbij, en bussen met Maorivrouwen
achter het stuur. In de krant las ik hoe progressief de Nieuw-Zeelanders zijn: ze sturen geen
sportploegen naar Zuid-Afrika vanwege de 'apartheid'. Wel nodigen ze Zuid-Afrikaanse ploegen
uit in Nieuw-Zeeland. Weken lang was de geplande match van de All Blacks tegen de Springboks
voorpaginanieuws. Dit was wat de Nieuw-Zeelanders bezig kom houden. Zouden ze wel weten dat
'Springbok' eigenlijk een Nederlands woord is? Ze denken vast dat het iets met 'lente' te maken
heeft ('spring' is Engels voor 'lente').
Ik at 'chips'n'vegetables tussen de meeuwen in het park. Vervolgens bracht ik de was naar
de laundrette. In alle, alle winkels van Christchurch zijn de meisjes vriendelijk, fris en
beleefd.
Ik besloot met de bus naar Sumner te gaan, het dorpje aan de Pacific Ocean. Als ik op de
namen in het telefoonboek af mag gaan, wonen er veel Nederlanders. De oceaan is anders dan bij
ons, tussen groen en blauw. Er is een smal strand met donker zand. De regenboog tussen de
heuvels is heel dichtbij. Door de blauwe lucht drijven witte wolken. Overal zijn kleurige
bloemen en groene bomen. Zou het niet heerlijk zijn om hier te leven en te sterven?
7. Omdat ik nogal hardhorend ben, sprak ik op de universiteit in de koffiepauzes met één man
tegelijk, bijvoorbeeld met Kevin O'Meara over Galoistheorie en met David Robinson over zijn
opgaven voor de wiskundewedstrijden op het Zuideiland. Toen ik met professor Petersen sprak
over de Chinezen in Singapore en hun slechte uitspraak van het Engels, had ik niet in de gaten
dat er een Chinese wetenschapper naast hem zat. Totdat de professor mij een signaal met zijn
ogen gaf, en ik de koude blik van de Aziaat zag. Ik maakte meteen mijn verontschuldigingen.
Met mijn lezing over Galoistheorie wilde ik aantonen dat het onderwerp voor tweedejaars
wiskunde studenten verteerbaar is, als men tenminste in concrete termen spreekt en de juiste
voorbeelden gebruikt. Er waren zo'n twintig toehoorders, van wie de meesten tot de wetenschappelijke
staf behoorden. Ook waren er enkele studenten. Men vond dat de lezing aan mijn doel beantwoord
had, maar dat ik mijn uitspraak van het Engels nog wel kon verbeteren. Galoistheorie is bij
uitstek geschikt voor een lezing als deze. Het is geweldig om voor zulke toehoorders te spreken
over zulk een onderwerp.
Weet je dat Evariste Galois zijn theorie op negentienjarige leeftijd in de gevangenis op
schrift heeft gesteld, en dat hij kort daarna stierf in een duel?
's Avonds sprak ik met Robinson en twee van zijn vrienden vergelijkenderwijs over het
onderwijs in Nieuw-Zeeland en Nederland. Men doet hier in de vijfde klas schoolexamen, in de
zesde klas examen voor toelating tot de universiteit, en in de zevende klas examen voor het
krijgen van een stipendium. Men is hier dus niet bang voor een beetje competitie, en er wordt
niet geloot.
8. Maar ik denk dat je wel nieuwsgierig zult zijn naar de party ten huize van dr Robinson,
waarvoor hij me de volgende avond van Warner's kwam ophalen. Deze party werd gehouden omdat
Robinson de volgende avond naar Engeland zou vertrekken voor een internationaal congres. Ik gaf
mevrouw Robinson een boek over de zeventiende-eeuwse Hollandse kunstschilders en speelde een
potje schaak met de zoon des huizes. Ik herkende enkele van mijn toehoorders van de vorige
dag. Professor Petersen was het middelpunt.
Het viel niet mee om de kringgesprekken te volgen. Ik herinner me flarden van zinnen als
"he would be an engineer" en "I could not believe it, honestly!". Stel dat ik les moet geven op
een High School, en een flapdrol begint op een onverschillig toontje kiwi-Engels te knauwen!
Een aardige dame vertelde me dat er op het platteland een tekort was aan wiskundeleraren, met
name in de examenklassen. Ik kwam juist op tijd. Ik hoefde niet bang te zijn voor moeilijke
leerlingen, er heerste orde en ze waren zo kwaad nog niet. Op jongensscholen gebruikte men het
rietje nog wel eens.
Zo brachten we de avond door met hapjes en drankjes, met praatjes en een potje schaak. Ik
herinner me dat er een wollen kleed op de vloer lag. Aan de muur hing een kaart van Engeland,
waarop sommige plaatsen waren aangekruist. Ik was de laatste die weg ging, want Robinson zou
me terug brengen naar Warner's Hotel.
9. Over mijn bezoek aan het Arbeidsbureau, de Education Department en het Civic Center kan ik
kort zijn: "Work Permit" is het woord waarmee men beginnende buitenlanders afwimpelt. Als je
geen werkvergunning hebt krijg je geen vestigingsvergunning, en als je geen vestigingsvergunning
hebt krijg je geen werkvergunning. De Nederlandse consul in Christchurch gaf me een lijst van
goede en goedkope pensions, waarvan ik later nog dankbaar gebruik zou maken.
Ik ging naar de universiteit om afscheid te nemen van professor Petersen, en nam de
verblijfskostenvergoeding in ontvangst. Hij gaf me zijn boek over reeksen, en benadrukte dat ik
altijd welkom was.
Toen ik terug in de stad was, maakte ik kennis met Jeff Cheyne, een werkloze jongere. Hij sprak
me aan omdat hij dacht dat ik een Duitser was. De Duitse taal is een hobby van hem. We luisterden
samen naar de wizard, die op Cathedral Square toespraken houdt over politiek en werkeloosheid.
Daarna nodigde hij me uit voor een kopje thee. Hij woonde met een vijftal vrienden in een groot
leeg huis met een televisietoestel dat toen nog net niet kapot was. Omdat Jeff zojuist zijn
centjes had gekregen van de Social Service kwam er een bleke hippie op bezoek die zich zijn
bloedsbroeder noemde.
10. De volgende morgen ben ik met de trein naar Dunedin gegaan. We vertrokken om twintig voor negen. Ik las een boek over Maori-kinderen en hun problemen op school in verband met een "restricted code of English". Tot aan Oamaru reden we door de Canterbury Plains, daarna door het wonderschone heuvellandschap van Otago. Wat moet het heerlijk zijn, op een heuvel in zo'n huisje te mogen wonen. In het oosten het witte strand, en de zon die rijst boven de oceaan. In het westen de bergen met haar witte toppen, en om je heen het gras en de bloemen. We arriveerden na ruim zes en een half uur reizen om kwart over drie in Dunedin.
Dunedin is prachtig gelegen aan een baai. Dit is de stad die in de negentiende eeuw groot is
geworden door de komst der Schotse goudzoekers. In Warner's had men mij gewaarschuwd dat het er
sneeuwde, maar de sneeuw was al weer weg. Nu het toevallig wat kouder was dan in andere jaren
bleek dat onder de arme lieden behoefte aan dekens bestond. Men zamelde dekens in op basis van
liefdadigheid.
Met twee oude dames woonde ik een kerkdienst bij in de anglicaanse kathedraal van sint Paulus.
De dienst werd geleid door drie geestelijken en tien misdienaars, en dat allemaal voor drie
kerkgangers. De misdienaars zaten elkaar te pesten terwijl de priesters ernstig hun plicht deden.
Ik nam mijn intrek in een gasthuis waar ook wat oude mannen woonden. Dat had ik beter niet
kunnen doen! Het is onmogelijk te slapen op een hobbelig bed in een vervallen huis, zonder slot
op de deur en met onguur volk in de buurt. Het was er smerig. Ik sliep toch nog even, en stond
toen midden in de nacht op om een wandeling te maken, zoals ik ook in Auckland had gedaan.
Overal stonden de flessen melk voor de deur die de melkboer er al had neergezet, zelfs voor
de deur van de wapenhandelaar. Toen de ochtend gloorde begaf ik me weer in huis. Een schichtige
man drentelde zenuwachtig naar de trap om te zien of hij al naar beneden mocht om zijn ochtendboterham
te verorberen. In de ontbijtzaal at ik het oude brood met de koude thee, en converseerde met
een snotterige Maori. Ik vertelde hem een wiskundegrapje, maar hij barstte al in oorverdovend
lachen uit vóór ik de clou verteld had. Hij vertrouwde me toe dat hij de Zuid-Eilanders
als mens hoger had dan die van het Noord-Eiland.
Ik bracht een bezoek aan het Early Settlers Museum, dat vol hangt met foto's van de overleden
burgerij. Dit museum ligt naast het station, en als je door de lange rechte straat in de verte
naar de horizon keek, zag je de zon boven de bergen staan.
Daarna stapte ik in de bus die me terug zou brengen naar de stad waar ik de vorige dag nog was,
Christchurch. Een busreis in Nieuw-Zeeland is zeer de moeite waard. Je komt door de kleine
plaatsen en langs eenzame farms met honderden en duizenden schapen. Ik zag een schoolbus in
Timaru, en opschriften als "Anne-Mieke" en "Yope Kalkstra".
11. Toen ik weer in Christchurch was, werd het al donker. Ik raadpleegde de lijst met
onderkomens van de Nederlandse consul en nam mijn intrek bij een vriendelijke mevrouw. Hier
kreeg ik eindelijk een goed ontbijt. Ze had het de vorige avond al klaar gezet.
In de vroege morgen nam ik de trein naar Picton. Het regende en de trein was minder gerieflijk
dan de "Southern Express" die tussen Christchurch en Dunedin rijdt. Na enkele uren reizen stopten
we in Kaikoura. Maar het was niet méér dan een sanitaire stop. We stonden te
dringen voor de toonbank van het stationsrestaurantje om de slappe koffie en een wit broodje met
sla en kaas te bemachtigen. En dan ging de reis weer voort. In de middag kwamen we in Picton aan.
Picton is als een kleurenfoto in een fotoboek, zoals "De Schoonheid van Nieuw-Zeeland". Maar ik
had niet veel tijd om rond te kijken, want de veerboot naar Wellington lag al klaar om te
vertrekken. Vaarwel, Zuider Eiland!
De overtocht duurde drie uur. Cook Strait is zulk een wilde zeestraat dat je net niet misselijk
wordt als je alle tijd stil in een stoel blijft zitten en je ogen dicht knijpt. Toen stond ik in
een stormachtig Wellington, waar de regen met bakken uit de hemel viel. Een politie-agent wees
me een net middenkasse-hotel, waar ik prima geslapen heb. En nog was ik niet aan het einde van
mijn reis, want de plaats waar ik eerst zijn moest was Palmerston North.
Ik reisde in enkele uren door naar mijn bestemming. Toen ik uit de trein stapte zag ik in de verte
de plattelandsstad in het vlakke land. Ik viel op een bank van de stationswachtkamer in slaap.
Toen ik wakker werd was het wederom avond. Een paarse lucht hing boven de huizen aan de horizon.
12. Palmerston North is een welvarende plaats met brede straten en veel glas. Ik nam mijn
intrek in een eenvoudig gasthuis voor tien dollar per nacht. Je kon er redelijk slapen, maar
ik kreeg een afschuwelijk ontbijt. Of lust jij 's morgens weetabix in water, aardappelen en
thee en koude spaghetti?
Ik bracht mijn vuile witte broek naar de dry-cleaner en ging in mijn nette grijze pak naar
Massey University. Professor Hayman en zijn staf ontvingen me beleefd en boden me een kamer om te
werken. Ik bestudeerde er een artikel over Galois-theorie dat ik in Christchurch van Kevin O'Meara
gekregen had. In de pauzes sprak ik met hen over perfecte codes en over de automath-bewijzen in
de verzamelingentheorie. Een gebaard staflid beval me Australië aan. En hoewel ik veel,
erg veel, applaus kreeg voor mijn lezing ten overstaan van dertig toehoorders, bleek mij al
gauw dat men hier niet erg veel voor mij kon doen. Ik besloot geen tijd te verliezen, en nam
afscheid van deze vriendelijke, maar afstandelijke mensen.
De volgende morgen sloeg ik het ontbijt in het gasthuis over, en waste me in het openbare
toilet op het raadhuisplein. Daarna liep ik een deftig hotel binnen om me te scheren, want in
het gasthuis hadden ze niet het juiste voltage. De broek die ik vervolgens terug haalde bij de
drycleaner, was nog steeds niet schoon. Ik at bij "meals and take-aways" en begaf mij naar het
Railway Station. Daar stapte ik in de luxueuze "Silver Fern", waar een gedienstige steward mij
meteen van koffie voorzag, en sterke ditmaal. Ik reisde terug naar Wellington.
Nu moet ik je eerst eens vertellen wat ik hier onderweg in de krant las. Ergens in Nieuw-Zeeland
is er een kat die ondergoed steelt, en er een verzameling van aanlegt. En in de woestijn van
Australië was er een kleuter die vijftien kilometer langs een eenzame weg liep om hulp te
halen, nadat de auto waar hij en zijn vader in zaten van de weg was geraakt. De vader was buiten
kennis, maar de kleuter liet zich niet van de wijs brengen. Het was nacht, en hij verschool
zich in de bosjes als er een auto langs kwam. Zijn vader had immers gezegd dat hij nooit met
vreemden mee moest gaan.
klik hier om naar mijn hoofdpagina te gaan
klik hier voor de lezing over Galoistheorie
klik hier voor een Engelse versie van mijn reisverhaal