PIET RIJSTEPAP IN HET ZIEKENHUIS


Piet Rijstepap had in de krant een advertentie gelezen waar hij helemaal warm van werd: er werden mensen gezocht die ooit buikpijn hadden gekregen door het eten van kersen. Deze zouden in het ziekenhuis ondervraagd worden, en ze zouden een zakje kersen krijgen. Dan kon men in het ziekenhuis precies uitzoeken waarom mensen buikpijn krijgen als ze kersen eten
Piet herinnerde zich nog heel goed dat hij als kind bij zijn ome Harie in Gronsveld had gelogeerd. Die ome Harie had een grote kersenboomgaard achter zijn boerderij. Piet had mogen helpen met kersen plukken, en hij had een paar kersen gekregen om op te eten. Toen had hij de hele nacht verschrikkelijke buikpijn gehad. Iedereen had dat heel vreemd gevonden, want hij had niet meer dan tien kersen gehad. En nu zou hij eindelijk te weten komen waarom hij toen zo'n buikpijn had gehad.
Hij belde meteen naar het ziekenhuis en zei dat hij mee wilde doen aan het kersenonderzoek. Hij moest de volgende dag al naar het ziekenhuis komen, om tien uur op de poli afdeling A7. En hij mocht 's morgens niets eten of drinken.


Toen Piet de volgende dag op afdeling A7 kwam, zat de hele wachtkamer vol met wachtenden. Er was een knappe jonge dame van een jaar of achttien in spijkerpak, die nogal benauwd keek alsof ze net nog een portie kersen had gehad. En er was een grote dikke man in een net grijs pak , die met de ogen dicht en de mond half open zat te wachten op zijn kersen.
Piet ging naast een oud vrouwtje zitten. Zij keek Piet aan door haar brilletje, en vroeg of hij soms voor het eerst in het ziekenhuis was. En voordat Piet antwoord had kunnen geven, vertelde zij al dat zij last van buikpijn had, vooral na het eten van pudding, kersen en champignons. "Ja, ja", zei Piet, "die kersen zijn niet zo onschuldig als ze er uit zien".
Plotseling kwam er een jongetje met een hond de wachtkamer in. Het was een jongetje van een jaar of zeven, met een jonge herdershond. Iedereen keek naar de hond en zijn baasje, die door een verpleegster werden weggestuurd. Er werd druk gelachen en geroepen: "Die hond heeft natuurlijk buikpijn", riep er één. Toen stootte het vrouwtje naast hem Piet aan. "Heet u Piet?", vroeg ze. "Piet is aan de beurt."


Er kwam een allerliefst verpleegstertje, dat Piet meenam naar een onderzoekskamer. Daar stond een dokter klaar met een grote spuit. "U bent toch niet bang voor een prikje?", zei hij, en hij gaf een vette knipoog aan het verpleegstertje. Zij ging aan het buro zitten en begon een formulier in te vullen.
De dokter zocht een ader op Piet zijn arm, en terwijl hij druk praatte over het koude weer en de drukke autowegen, nam hij van Piet het ene buisje bloed na het andere af. Toen hij eindelijk klaar was, stond Piet te wankelen op zijn benen. "Mooi, mooi", zei de dokter, "Goed zo, hoor". En de verpleegster zei dat Piet de volgende week weer mocht terugkomen, zelfde tijd en zelfde plaats.
"Wacht even", zei Piet, "Volgende week logeer ik bij mijn moeder. Misschien kunt u haar adres en telefoonnummer even overnemen? Spilstraat 13-B, 043-33311251. Als u mij tussentijds nodig hebt, kunt u mij daar bereiken." Het verpleegstertje lachte ondeugend, en schreef de gegevens op het formulier.
Toen Piet via de wachtkamer naar buiten ging, zag hij dat de dikke man aan de beurt was. Hij keek Piet vragend aan. "Ik heb nog geen kersen gehad", zei Piet, en de dikke man keek verwonderd naar de grote verpleegster die hem kwam halen, en ging hoofdschuddend met haar mee.


Toen Piet nog diezelfde dag bij zijn moeder kwam, vertelde hij wat hij in het ziekenhuis allemaal had meegemaakt. Zijn moeder vertelde dat Piet toen in Gronsveld bij ome Harie behoorlijk ziek was geweest van die kersen. Hij had er bleekjes uitgezien, maar eigenlijk, zei ze, zag Piet er nu ook wel wat bleekjes uit. Hoeveel buisjes bloed hadden ze hem wel niet afgenomen? "Zeven buisjes bloed", zei Piet.
De volgende dag kwam Piet zijn moeder met een vreemde brief aanzetten. "Kijk eens wat er met de post gekomen is", zei ze, "een brief van het ziekenhuis voor Piet van der Beeck". Ze scheurde de enveloppe open, en dit is wat ze lazen: "Geachte heer van der Beeck, uw afspraak voor woensdag 11 maart aanstaande om 10 uur, is verzet naar woensdag 18 maart zelfde tijd".
En toen Piet 's middags in zijn eigen huis was, om zijn tandenborstel op te halen, lag daar een brief gericht aan Piet Rijstepap. "Geachte heer Rijstepap", stond er in, "wij betreuren dat u afgelopen woensdag niet naar de polikliniek bent gekomen". Toen begreep Piet dat ze hem op het ziekenhuis met een andere Piet verwisseld hadden. In plaats van kersen had hij bloedprikken gehad. En hij wist nog steeds niet waarom hij buikpijn kreeg van kersen eten.