PIET RIJSTEPAP ALS PASTOOR


Al toen hij nog klein was, wilde Piet Rijstepap pastoor worden. Hij ging daar in Tongeren iedere morgen naar de Heilige Mis, en op de terugweg van school ging hij nog even in de kerk om de rozenkrans te bidden, bij het genadebeeld van Onzelievevrouw. Soms vergat hij de tijd, en dan vonden zijn bezorgde ouders hem daar in schone gedachten verzonken.
Piet had van de schoolmeester een mooi boekske gekregen, over de pastoor van Ars. Die heilige pastoor offerde al zijn bezittingen aan de armen en aan Onzelieveheer, dat maakte op Piet een onuitwisbare indruk. En de kleine Piet Rijstepap gaf menigmaal in stilte zijn boterhammen aan de hond van de buren. De hond volgde hem waar hij maar ging. De Tongernaren dachten dat de duivel in die hond was gevaren.

Toen Piet veertien jaar was, gaf hij aan zijn biechtvader te kennen dat hij priester wilde worden. Dit plan was niet zonder moeilijkheden, want zijn vader wilde dat hij hem later als schoenmaker zou opvolgen. Maar de biechtvader wilde Piet graag helpen, en gaf hem wekelijks enkele uren les in Latijn en filosofie.
Toen Piets vader plotseling stierf, moest zijn moeder de kost verdienen voor zeventien kinderen, waarvan Piet de oudste was. Piet ging de schoenmakerij in, en deed zijn best om de klanten van zijn vader te behouden. Pas vele, vele jaren later, toen hij al zeventig was, kon Piet zijn priesterstudie afronden.

Eenmaal priester gewijd, werd de oude Rijstepap tot pastoor van Malberg benoemd. Dat was een probleemwijk in Maastricht, waar op een totaal van 5000 parochianen slechts vijftig trouwe kerkgangers waren. Deze vijftig deden als vrijwilligers veel werk, zodat Piet nog tijd over hield.
Hij stapte in zijn toog naar de binnenstad van Maastricht, en nodigde alle schooiers, junks en dronkaards uit, bij hem in de Malbergse pastorie een kop soep te komen eten. Zij kwamen, eerst schuchter en met twee of drie tegelijk. Maar na enkele weken was er dagelijks een optocht van tientallen zwervers, die vrolijk opstapten naar de pastorie.

De mannen en vrouwen slurpten gretig van de erwtensoep die de pastoorsmeid hen aanreikte. Toen er nog maar weinig waren, onderhield Piet zich ernstig met hen, en wees ieder van hen op zijn plichten als katholiek. Maar toen er veel waren, groeide het hem boven het hoofd. Een verontruste Malberger meldde aan de bisschop dat de pastorie een beestenbende was, en enkele weken later werd Piet overgeplaatst naar Bolder.
En nog jarenlang kwamen er Waalse zwervers naar Malberg. Ze vroegen naar "le bon pasteur de Maubeuge".