PIET RIJSTEPAP IN BELGIE
In de Brusselse Marollen spreken de mensen zulk een sappig taaltje, dat wilde Piet
Rijstepap ook wel eens horen. Moest hij dan vanuit Maastricht eerst naar Luik? Nee toch, men moet
tussen twee Vlaamse steden kunnen reizen over Vlaams grondgebied. Daarom nam Piet de bus naar
Tongeren. En omdat hij in rechte lijn naar Brussel wilde, nam hij daarna de bus naar Sint Truiden.
Men kon dan via Tienen en Leuven helemaal met de bus in Brussel komen.
Het was een mooie en rustige, maar langdurende reis. Je moet die Belgische bussen een duidelijk
stopteken geven, en dan zwaaien die buschauffeurs overdreven uitbundig terug. Maar komaan, in het
land van de Belgen moet ge tegen een grapje kunnen, nietwaar? Onderweg had Piet goesting in een
lekker koel glas Hoegaarden. Ge moet dan zelf om het wisselgeld gaan vragen, want voor zulke
beuzelarijen hebben Vlaamse obers geen tijd.
Toen Piet in Schaerbeek kwam, stapte hij uit de bus. Hij wilde eens zien of hij hier een
voordelig hotel kon vinden. Tot vier maal toe vroeg hij aan iemand: "Spreekt u Vlaams?", en
driemaal was het antwoord: "Non!", maar de vierde zei: "Natuurlijk!" Dat was een dame die met Piet
mee in de bus zou gaan, om hem een hotel te wijzen bij het Gare du Nord.
Het moet in die bus gebeurd zijn, toen die aardige dame hem door het busraam een hotel
aanwees, dat zakkenrollers Piets portemonnee afpakten. Dat merkte hij pas toen hij op straat
stond. Even was hij totaal verloren, maar hij herpakte zich spoedig. Hij had toch nog geld
genoeg in een beursje onder zijn hemd. Gelaten stapte hij het aangewezen hotel binnen: hotel
New Galaxy, gerund door Kongolezen.
De keurig geklede Kongolezen waren uiterst correct en attent, dat moet gezegd. Voor weinig
geld kreeg Piet een sobere, maar nette kamer. De zwarte bedienden glimlachten vriendelijk, en de
volgende morgen schonk een aardig Kongo-meisje goede koffie bij een smakelijk ontbijt.
Het eerste wat er nu gebeuren moest: Hollands geld inwisselen voor franken. Dat viel niet mee.
De ene bank was dicht, de andere wisselde principieel niet, en de derde wilde geen Hollands geld.
De hele ochtend ging er mee heen. Toen moest Piet nog naar de politie om de diefstal van zijn
portemonnee aan te geven. "Dan moet ge beter uit uw ogen kijken, meneer!", zei de vrolijke agente
aan het loket.
Na een wandeling door de Marollen, waar Piet in een volksherberg tussen de marionetten had
gezeten, en manke Brusselaars in hemdsmouwen sappig Brussels had horen klappen, dacht Piet eens
een bezoekje te brengen aan het Rijksarchief in Brabant. Een van zijn vele voorvaderen was in 1711
geboren te Hoeleden bij Tienen, misschien kon Piet de aantekening van de toenmalige pastoor in
het doopboek vinden.
Helaas. In het Rijksarchief zei men dat Piet in Leuven moest zijn, omdat er in Brussel
een verbouwing plaats vond. De rest van de dag bracht hij door in een park, waar hij nog
een leuk gesprek had met een Vlaamse meneer, over diens Brabantse voorouders. En die meneer
zei ook dat de microfiches van de doopboeken nog in Brussel stonden ingepakt. Piet hoefde dus
niet in Leuven te gaan vragen. Leuke jongens, die Belgen.
De volgende dag was het een Mariafeest. Alle openbare diensten waren gesloten, of werkten
op halve kracht. Piet kon met de trein vanuit Brussel in Bilsen komen, vlak voor de grens bij
Maastricht. Maar vandaar ging er pas 's avonds laat een bus naar Nederland. Hij nam dan maar
de bus naar Veldwezelt, en wandelde op zijn gemak in nog geen twee uur tijd de grens over naar
huis. Oost west, thuis best.