CURSUS PROJECTIEVE MEETKUNDE


§ 9: uitwerkingen


O35

i) P oneigenlijk, D eigenlijk.
Trek hulplijn door A evenwijdig aan l'.

ii) P, D, D' oneigenlijk.
Als i), nu slechts te bewijzen AC/BC = A'C'/B'C'.

iii) D oneigenlijk, P eigenlijk.
Limietstand van het algemene geval.

iv) l oneigenlijk.
In dit geval volgt de stelling uit de definitie van de dubbelverhouding van vier punten op de oneigenlijke lijn.

O36
1 2 3 4   λ    2 1 3 4   μ    3 1 2 4   ν    4 1 2 3   ρ
1 2 4 3   μ    2 1 4 3   λ    3 1 4 2   σ    4 1 3 2   τ
1 3 2 4   σ    2 3 1 4   τ    3 2 1 4   ρ    4 2 1 3   ν
1 3 4 2   ν    2 3 4 1   ρ    3 2 4 1   τ    4 2 3 1   σ
1 4 2 3   τ    2 4 1 3   σ    3 4 1 2   λ    4 3 1 2   μ
1 4 3 2   ρ    2 4 3 1   ν    3 4 2 1   μ    4 3 2 1   λ

waarbij μ=1/λ, ν=1/(1-λ), ρ=λ/(λ-1), σ=1-λ, τ=1-1/λ.


O37 Zijn X1, X2, X3, X4 vier punten op een lijn l, en zijn x1, x2, x3, x4 vier lijnen zó dat xi dezelfde projectieve coördinaten heeft als Xi, dan gaan x1, x2, x3, x4 door één punt L met dezelfde projectieve coördinaten als l:

xi is de snijlijn met x3=1 met het vlak αi door O waarvan OXi normaal is; deze vier vlakken gaan door de normaal van het vlak door O en l.
Is Yi := l.xi , dan is ∠XiOYi = 90 graden. Hieruit volgt dat (x1, x2; x3, x4) = (Y1, Y2; Y3, Y4) = (X1, X2; X3, X4).


O38 Beschouw de lijn als een reële getallenrechte, zodat f(x) = E(x-c)/(x-d) met E=(b-d)/(b-c). Teken de grafiek van f.
Bij elk (eigenlijk of oneigenlijk) punt van l bestaat voor elke omgeving V van het beeld van dat punt een omgeving U van het punt zelf zo dat als Y ∈ U dan f(Y) ∈ V.


HOME