CURSUS PROJECTIEVE MEETKUNDE
§ 19:
O75: Er zijn geen zelfgeconjugeerde punten of lijnen. Immers, een rechte in ℜ3 kan niet tegelijkertijd loodrecht staan op een vlak en in dat vlak liggen.
O76: Voorwaarden : X1 en X2 niet zelfgeconjugeerd, X1 en X2 geconjugeerd. Dan geldt voor
X3 := π(X1).π(X2) dat π(X3) = X1X2.
O77: (Dualiseer de bewijzen.)
i) Het snijpunt van twee zelfgeconjugeerde lijnen kan niet zelfgeconjugeerd zijn.
ii) Een polariteit induceert op elke lijnenwaaier L waarbij L niet zelfgeconjugeerd is een involutie waarvan de paren geconjugeerde lijnen zijn (of de identiteit).
O78: Stel dat l een lijn is met minstens drie zelfgeconjugeerde punten. Dan is l niet zelfgeconjugeerd (eerste stelling §19), dus men heeft de projectiviteit
θ: X → π(X).l.
De dekpunten van θ zijn precies de zelfgeconjugeerde punten van π op l. Omdat het er minstens drie zijn, is θ de identiteit (FS).