PIET RIJSTEPAP IN PARIJS
Wij waren danig ongerust, toen de oude Rijstepap uit het gesticht naar Parijs was
gevlucht. Hoe hij daar gekomen was, kon niemand zich voorstellen. Maar de vraag was nu:
hoe vinden we hem terug? Het ansichtkaartje met de Eiffeltoren erop,
geschreven in Piets gewone handschrift,
gaf geen enkele aanwijzing.
De politie was aan het zoeken, zowel in Nederland en in België als in Frankrijk. Er
waren oproepen gedaan in de krant en op de televisie. Maar voor ons was dat niet voldoende.
We waren spoorslags naar Parijs afgereisd, hadden ons in een centraal gelegen hotel
gevestigd, en speurden in twee ploegen van drie de binnenstad af.
Met foto's in de hand liepen we van de Notre Dame naar de Arc de Triomphe, en van Montmartre
naar de Jardin du Luxembourg. We spraken met winkeliers, marktkooplui, agenten, caféhouders,
zwervers, krantenverkopers en hondenbezitters. We speurden in metrostations, onder bruggen
en in parken.
Aanwijzingen kregen we ook. Hij zou in de Saint-Nicholas bivakkeren, hij was op het
Gare du Nord gesignaleerd, hij zou langs de oevers van de Seine trekken. Maar bij nader onderzoek
bleek het dan om iemand anders te gaan, of het spoor liep dood, of het bericht was soms gewoon
uit de duim gezogen.
Op de derde dag regende het pijpestelen. De ene ploeg piepte de andere op, om bij het
metrostation Saint-Michel samen te komen. Doodmoe waren we. De zon brak door de wolken, en we
wilden met ons zessen een bar bezoeken. In de verte klonk een vreemd geluid, dat duidelijk
niet in Parijs thuishoorde. Het trok ons onweerstaanbaar aan, en het
bracht ons in een weemoedige stemming. Het was alsof wij de klanken van Heinrich Heine hoorden:
"Ik weet niet, wat dat moet beduiden, dat ik zo treurig ben ... "
Op een pleintje daar in de buurt stonden veel mensen bij elkaar.
Dichterbij komend, hoorden we dat er gezongen werd, en accordeon gespeeld. Het was een
groepje van vier: een dame die fluit speelde, en een man met een trekharmonica.
En twee oude mannen die zongen. Wij schrokken: één ervan was de oude Rijstepap.
Het was vooral de ander die zong, maar het lied was van Piet Rijstepap:
"Moederlief, moederlief, ik was vroeger toch jouw hartedief,
maar die tijd die is voorgoed voorbij, voor altijd voorbij ... "
Toen de mensen na afloop applaus gaven, traden wij langzaam nader. De oude Piet scheen ons niet te herkennen, en wij lieten hem die dag daar meezingen. En in de avond informeerden wij bij de andere muzikanten, of zij nog lang met Piet wilden optrekken. En zij beloofden dat zij hem te zijner tijd bij ons zouden thuisbrengen.