Emile Nelligan 1879-1941 (poète québécois schizoïde)






Christus aan het Kruis

Ik groette elke ochtend dat grote kruis van hout
waaraan in gips de Redder van onze zielen hing
als een sinister baken waarvoor men knielen ging
en boete doen voor wat men als onkuis beschouwt.

Maar toen ik laatst gewaar werd het roepen van een kind,
en zwierf door de weiden met dromerige blik,
citerend uit Eloa, met af en toe een snik,
zoals het een Éphèbe past die dartelt in de wind,

zag ik wat schilfers van het beeld en van het kruis,
van gips en hout tussen de sleutelbloemen,
en bij elkaar was het een grote berg van gruis.

En ik bleef daar, bedroefd, om na te denken.
Ik moest mijzelf één dergenen noemen
die Jezus kruisigen met opzet om te krenken.


(Vertaling: HFH Reuvers)



Christ en Croix

Je remarquais toujours ce grand Jésus de plâtre
Dressé comme un pardon au seuil du vieux couvent,
Échafaud solennel à geste noir, devant
Lequel je me courbais, saintement idolâtre.

Or, l'autre soir, à l'heure où le cri-cri folâtre,
Par les prés assombris, le regard bleu rêvant,
Récitant Eloa, les cheveux dans le vent,
Comme il sied à l'Éphèbe esthétique et bellâtre,

J'aperçus, adjoignant des débris de parois,
Un gigantesque amas de lourde vieille croix
Et de plâtre écroulé parmi les primevères;

Et je restai là, morne, avec les yeux pensifs,
Et j'entendais en moi des marteaux convulsifs
Renfoncer les clous noirs des intimes Calvaires


(Original: Emile Nelligan)



Het Schip van Goud

Het was een prachtig Schip, van zuiver goud gemaakt,
in maagdelijke zee, de masten reikten hoog.
Het boegbeeld was een Vrouw die naar het zonlicht toog,
de haren en de kleding los, en pronkend half naakt.

Maar in een kwade nacht liep het de klippen op,
waar een Sirene zong, verraderlijke fee.
Het hele schip verdween, en nam het boegbeeld mee
de diepe Afgrond in, met barsten in haar kop.

Het was een gouden Schip, en door de flanken heen
kan men de schat nog zien die zeelieden van steen
als Walging, Haat en Zenuw elkaar betwisten gaan.

Wat blijft er over van het Schip in 't zog van de orkaan?
Wat blijft er over van mijn Hart, die nu vergane boot?
Helaas! Het is verloren! Mijn dromen zijn al dood.


(Vertaling: HFH Reuvers)



Le Vaisseau d'Or

Ce fut un grand Vaisseau taillé dans l'or massif:
Ses mâts touchaient l'azur, sur des mers inconnues;
La Cyprine d'amour, cheveux épars, chairs nues,
S'étalait à sa proue, au soleil excessif.

Mais il vint une nuit frapper le grand écueil
Dans l'Océan trompeur où chantait la Sirène,
Et le naufrage horrible inclina sa carène
Aux profondeurs du Gouffre, immuable cercueil.

Ce fut un Vaisseau d'Or, dont les flancs diaphanes
Révélaient des trésors que les marins profanes,
Dégoût, Haine et Névrose, entre eux ont disputés.

Que reste-t-il de lui dans sa tempête brève?
Qu'est devenu mon coeur, navire déserté?
Hélas! Il a sombré dans l'abîme du Rêve!


(Original: Emile Nelligan)