klik hier om naar mijn hoofdpagina te gaan

gevecht rond 1400

   OPSTANDELINGEN UIT LUIK BELEGEREN MAASTRICHT IN DE LATE MIDDELEEUWEN

   Inleiding

   In de Kaisersaal van het Rathaus in Rothenburg ob der Tauber hing vroeger een schilderij van drie bij zes meter, voorstellende de belegering van Maastricht door Luikse rebellen in 1408. De Luikse prins-elect Jan van Beieren had zich te Maastricht verschanst om zich zijn woedende onderdanen van het lijf te houden. Men ziet op de achtergrond van het schilderij een brandende stad met links een berg, en op de voorgrond strijdende ridders. Momenteel hangt het schilderij in de burcht van Burghausen. Voordat u er heen gaat: de plaats op het schilderij is een fantasie-weergave van Maastricht.
Tegenwoordig gaan de inwoners van beide buursteden toch heel wat vriendschappelijker met elkaar om, hoewel de Waalse hoofdstad meer op Parijs gericht is. Je moet er niet aan denken dat ze elkaar nu nog zo met zwaarden op de kop zouden slaan. Wat was er toentertijd precies aan de hand? Welnu, om dat goed te begrijpen moeten we beginnen bij het eerste begin: in de zevende eeuw, toen Luik nog niet eens bestond.

   Het ontstaan van de stad Luik

    In de zevende eeuw, toen de Romeinse stichters van Mosae Trajectum al zeven eeuwen onder de groene zoden lagen, werd bisschop Lambertus in Maastricht geboren. Hij was de voorlaatste in een reeks van vijfentwintig heilige bisschoppen van Maastricht, waar Sint Servaas zo'n driehonderd jaar geleden een Christelijke beschaving had gevestigd. Maar waarom trok Lambertus in 's hemelsnaam dertig kilometer zuidelijker, naar het Walenland? Dat kwam vast en zeker omdat de Frankische hofmeiers, zoals Pepijn van Herstal, daar in de buurt geboren waren en hun woonstee hadden.
Ik weet niet of Lambertus met hen Frankisch sprak of Latijn. Ze spraken in ieder geval geen Waals. Had de bisschop nu Pepijn niet zo roekeloos berispt voor diens oneerbare levenswandel, dan was hij er waarschijnlijk niet vermoord. Dan had bisschop Hubertus zijn zetel misschien niet verplaatst van Maastricht naar het graf van zijn voorganger. Dan was daar bij het graf van de heilige Lambertus niet de stad Luik ontstaan.

Pepijn van Herstal

   Het ontstaan van het prinsbisdom Luik

    De Frankische koning Karel de Grote, zelf eveneens geboren in deze streek, maakte zich zorgen over de dreiging van de Noormannen en de Mohammedanen. Daarom wilde hij het Romeinse Rijk en de bijbehorende vrede, de pax Romana, doen herleven, maar nu in een Christelijke variant. De paus vond dat ook een uitstekend idee. Hij kroonde Karel in 800 tot keizer van het gehele Avondland. Na de dood van Karels zoon Lodewijk de Vrome werd het Frankische Rijk echter onder de drie voornaamste erfgenamen verdeeld. Twee van deze drie rijksdelen zouden eeuwen later uitgroeien tot het huidige Frankrijk en (zeer ruw geschat) Duitsland. In de tiende eeuw hoorde onze regio bij het Heilige Roomse Rijk der Duitse natie. De Luikse bisschoppen kregen het Luikerland in leen van de Duitse keizer, en werden nu prins-bisschop genoemd.
De eerste prins-bisschop, Notger, bouwde in zijn woonplaats mooie kerken en een paleis (maar nog niet het huidige paleis). "Luik dankt Notger aan God", werd er gezegd, "en de rest aan Notger". Een eeuw later kwam de eerste ommuring tot stand. Luik werd een bloeiend centrum van cultuur, het Athene van het noorden.

   Oorzaken van de oorlogen

   Sedert Karel de Grote was de macht der keizers steeds meer verbrokkeld. Dit kwam deels door het Frankisch erfrecht. Het huwelijk was louter een middel om erfelijke rechten te verwerven. Als een vorst de steun van een leenman nodig had in een successie-oorlog en de leenman daarvoor dank verschuldigd was, werd de leenman daardoor onafhankelijker van de vorst. Anderzijds kwam er in de steden gaandeweg een steeds rijkere burgerij, vooral na de kruistochten. Als de steden een edelman steunden met manschappen of geld, dan kregen ze in ruil meer onafhankelijkheid. Sinds de guldensporenslag, waarin boeren met hooivorken en goedendags ridders te paard versloegen, wisten de burgers dat de edellieden niet langer onaantastbaar waren.
Als ik dit zo allemaal achter elkaar vertel, is het net of het elke dag oorlog was. Dat klopt natuurlijk niet. De ridders waren vaak bezig met jacht en tournooien, de kloosterlingen met bidden en zingen, en de stedelingen met werken en ... feestvieren. Er waren toen veel meer (kerkelijke) feestdagen dan tegenwoordig. Daar werd flink werk van gemaakt.

boerenbruiloft

   Luikse troebelen in de latere middeleeuwen

    Het prins-bisdom kreeg vanaf de twaalfde eeuw veel te verduren, nog afgezien van de builenpest. Eerst vochten paus en keizer over de hoofden van de arme lieden om de wereldlijke macht, want in die tijd beperkte de paus zich nog niet tot de geestelijke zaken. Daarna streden de bisschoppen tegen de hertogen van Brabant die hun grondgebied ten koste van het Luikerland wilden uitbreiden. Eindelijk, aan het begin van de veertiende eeuw, hadden de stedelingen er genoeg van. Ze begonnen zich van de dwingelandij der corrupte kanunniken en bijbehorende bisschoppen los te maken.
In 1307 vluchtte er al een bisschop voor zijn onderdanen naar Maastricht, en kort daarna werd te Luik een kerk vol edellieden in brand gestoken - de beruchte mal Saint-Martin. Dus de bijnaam vurige stede is heel toepasselijk.
De onlusten werden toen nog gesust: er kwam op den duur een verdrag tussen de prins-bisschop en zijn onderdanen. Voortaan moest de prins-bisschop zich verantwoorden voor een tribunaal van twee-en-twintig vertegenwoordigers van het volk. Dat was een allereerste begin van democratie in het prins-bisdom.

   De algemene situatie in Maastricht

   Rond 1350 had Maastricht al de contouren van de huidige oude stad: de stenen Sint-Servaasbrug, de beide stadsomwallingen, de drie grote kerken, het dinghuis, en sommige kloosters waren al aanwezig. De huizen waren wel nog grotendeels van hout en leem, met daken van stro. Het tegenwoordige stadhuis was er nog niet, en evenmin was er vestingbouw buiten de muren. Aan de oostelijke oeverwal was Wijck nog heel klein, met een primitieve Sint-Martinuskerk. Er was nog geen garnizoen van enige betekenis, behalve natuurlijk in tijden van oorlog. Er was nog geen grootschalige industrie, en dus ook geen proletariaat. Er was trouwens een flink vrouwenoverschot.
De bevolkingssamenstelling was gecompliceerd: als inwoner van Maastricht kon je bijvoorbeeld ridder zijn of kloosterling, vrije burger of onvrije burger. De vrije burgers waren verenigd in gilden, zoals dat van de lakenwevers en dat der leerlooiers. De tweeherigheid maakte het nog ingewikkelder: Trajectum neutri Domino, sed paret utrique - Maastricht behoort aan geen van beide heren, maar aan allebei. Die heren waren de hertog van Brabant en de prins-bisschop van Luik. Wie geen monnik of non was, was ofwel Luiks ofwel Brabants onderdaan. Verder kon je, los daarvan, op Luiks of Brabants of op tweeherig grondgebied wonen. Er waren meestal ook veel pelgrims en andere vreemdelingen in de stad, want het graf van Sint Servaas werd druk bezocht. Dus als er een boef werd gepakt, dan was het vaak een hele klus om uit te zoeken wie hem moest berechten.

OnzeLieveVrouwekerk

   Jan van Arkel

    In Luik kreeg de prins-bisschop het steeds vaker aan de stok met de stedelijke burgerij. De gilden kwamen op voor hun privileges en voor hun oude gebruiken die nog uit heidense tijden stamden. Ze maakten daarbij natuurlijk gebruik van partijstrijd in de rangen der edelen zelf. Bisschop Jan van Arkel vluchtte in 1374 naar Maastricht. Het jaar daarna werd die stad voor het eerst serieus belegerd door de Luikenaren.
De bisschop zocht steun bij zijn hoogste baas op aarde: de paus. Hij betoogde dat de burgers erg ondankbaar waren. Hij was immers altijd zuinig geweest met geld. En hij had nog onlangs het graafschap Loon verworven (dat viel ongeveer samen met het huidige Belgisch Limburg). Paus Gregorius XI deed de boosdoeners in de kerkelijke ban. Het beleg werd opgeheven.
Nog geen jaar later verwoestte Jan van Arkel de omgeving van zijn rebelse residentie. Er werd nu voorlopig afgesproken dat de prins-bisschop niet rechtstreeks door zijn onderdanen ter verantwoording kon worden geroepen.

   Jan van Beieren

   In 1390 kozen de Luikse kanunniken Jan van Beieren tot prins-elect. Het was een ruwe kerel. Hij weigerde de kerkelijke wijdingen, en liet de kerkelijke zaken aan een hulpbisschop over. Hij terroriseerde zijn ministers, verscheen in harnas bij de kanunniken, en gooide bij moeilijke beslissingen zijn zwaard op tafel. De man had ook ruzie met zijn nicht Jacoba van Beieren, de latere gravin van Holland, vanwege erfkwesties in de Nederlanden. Deze ruzie was een belangrijk onderdeel van de welbekende Hoekse en Kabeljauwse twisten. De Kabeljauwen (veelal de burgers) werden zo genoemd vanwege hun vermeende vraatzucht, en de Hoeken (veelal de adel) waren de vishaken waarmee men kabeljauwen vangt.
In 1402 vluchtte de prins-bisschop naar Maastricht, waar de gezagsgetrouwe stedelingen hem gastvrij ontvingen. Hij vestigde zich in de burcht van de Duitse orde, waar nu nog de oude papierfabriek staat. In zijn gevolg bevond zich ook de beroemde schilder Jan van Eijck. Pas vijf jaar later, in de winter van 1407 op 1408, kwamen de goddeloze Luikenaren naar Maastricht om hem mores te leren. Ze waren niet alleen tegen hun wettige prins-bisschop in opstand gekomen, maar ze hadden ook nog de kant van de tegenpaus in Avignon gekozen.

Johann von Bayern

   Het beleg

   Het was een zeldzaam strenge winter. De Luikenaren kwamen met een leger van tienduizenden, afkomstig uit het hele prinsbisdom. Vanaf een hoge houten stellage, een zogenaamde kat, wierpen ze stenen, brandbommen, faecaliën en zelfs lijken in de belegerde stad. Maar het was zo koud dat hun paarden doodvroren, en de aanvallers dropen af. De bisschop achtervolgde hen, en nam op een vreselijke manier wraak in de dorpen van het prins-bisdom. Daarna trok de bisschop naar het Rijnland, waar hij zo'n vijftienhonderd Beierse ruiters recruteerde.
In het voorjaar verschenen de koppige rebellen weer voor Maastricht. Ze damden de Jeker af om de molens onbruikbaar te maken. Ter vervanging gebruikten de stedelingen schipmolens op de Griend, die door een nieuw opgericht gilde van boogschutters (de Sebastianen) bewaakt werden. Middels kaaptochten vanuit de stad naar het platteland voorzagen de belegerden zich van proviand.
In juni kwam prins-bisschop Jan van Beieren terug naar Maastricht. Zijn ruiters doorbraken de vijandelijke linies. Inmiddels kwam de Bourgondische hertog Jan zonder Vrees de prins-bisschop met een groot leger te hulp. Hij joeg de muiters op de vlucht, en versloeg ze bij Tongeren. Er sneuvelden toen achtduizend opstandelingen. Tussen Luik en Maastricht was er geen boom, of er was een Luikenaar aan opgehangen. De Luikse burgemeester werd te Maastricht op het Vrijthof onthoofd en gevierendeeld.

   Hoe liep het af?

    Jan van Beieren draaide de privileges van zijn onderdanen terug, en regeerde voortaan met ijzeren hand. Vanaf die tijd stond hij bekend als Jan zonder Genade. In 1425 werd hij overigens vergiftigd, amper vijftig jaar oud. Maar de opstand had dus uiteindelijk geen succes.
In Maastricht werd de noodkist met de relieken van Sint Servaas, die normaliter bij rampspoed te voorschijn werd gehaald, in triomf rondgedragen. De burgers mochten een formulier laten invullen om de oorlogsschade vergoed te krijgen, omdat ze immers trouw gebleven waren aan Jan van Beieren, . Op het formulier stond bovenaan een standaardtekst gedrukt: ... dat omme die guede stat van Tricht nyet gelijden en conde des groeten onrechtz ende honnen genedegen lieven here te hulpen stoenden ... , etc. - ... omdat de goede stad Maastricht het grote onrecht niet kon verdragen en hun genadige heer te hulp kwam ... , etc. In het stadsarchief van Maastricht bewaart men nu nog zo'n schadeformulier waarop onder meer ene Johan Moreez het verlies van een bepaalde hoeveelheid rogge declareert.

noodkist

   Het optreden der Bourgondiërs

    Vanwege de tussenkomst van Jan zonder Vrees waren de prins-bisschoppen dank verschuldigd aan Bourgondië. In het algemeen gingen de steden steeds meer steun verlenen aan de hertog van Bourgondië en zijn eenmakingspolitiek. Zo werden de Nederlanden na 1430 verenigd onder het gezag van Filips de Goede. Dat was de prille oorsprong van de latere republiek der Verenigde Nederlanden.
In 1467 werd Luik nog eens grondig verwoest door de Bourgondische hertog Karel de Stoute. Maar in de zestiende eeuw kende de Waalse hoofdplaats weer een lange periode van rust en welvaart. Bisschop Everhard van der Marck begon er het huidige prins-bisschoppelijk paleis te bouwen.

   Het huidige Luik

   Net als Maastricht werd Luik in de zeventiende eeuw een vesting. In de achttiende eeuw lag er zelfs een Hollands garnizoen. Na de Franse revolutie werden beide buursteden bij Frankrijk ingelijfd. Vervolgens kwamen zij na de val van Napoleon gedurende vijftien jaren in het verenigde koninkrijk der Nederlanden te liggen. Sinds de scheiding tussen Nederland en België in 1830 liggen de twee steden echter weer in verschillende landen. Tegenwoordig is de cité ardente de belangrijkste Waalse stad van België.
De industriële revolutie begon in Engeland, maar daarna kwam Luik aan de beurt. De industrialisatie was er nog ingrijpender dan, iets later, in Maastricht. Door de bloeiende kolen- en staalindustrie van Cockerill werd Luik rond 1900 zelfs een wereldstad. De betrekkingen tussen Maastricht en Luik waren in die tijd veel talrijker en inniger dan nu. Maar de staalindustrie is inmiddels verouderd, en Maastricht is op haar beurt een stad die wereldwijd furore maakt.

paleis

   Literatuur:

www.dbnl.org/tekst/goos003woer01_01/goos003woer01_01_0004.htm
www.dbnl.org/tekst/_jaa003193001_01/_jaa003193001_01_0030.htm
www.globalxs.nl/home/h/hphhwil/his/algemeen/vrijthof.htm
www.marres.nl/schadelijst.htm
perso.infonie.be/liege06
Wikipedia onder Jan van Arkel, Jean d'Arckel, Jan van Beieren, Jean de Bavière, Johann von Bayern, Hoekse en Kabeljauwse twisten

Farwerck: Noordeuropese mysteriën en hun sporen tot heden; Ankh-Hermes Deventer, 1978
Edmond Jaspar: Kint geer eur eige stad? Schenk-Veldeke, Maastricht, 1968
Charles Thewissen: Oud Maastricht; Wereldvenster, Baarn, 1968
Dr PJH Ubachs: Tweeduizend jaar Maastricht; Schenk, Maastricht, 1991
Dr PJH Ubachs: Historische Encyclopedie van Maastricht; Walburg Pers, Zutphen, 2005

   (Maastricht, maart 2007, H.Reuvers)

Luik voor 1914

klik hier om naar mijn hoofdpagina te gaan