PIET RIJSTEPAP IN HET ENCIBOS
Op een keer was Piet Rijstepap gaan wandelen in het Encibos.
Het begon al donker te worden, en omdat Piet Rijstepap de weg niet kende, was hij
verdwaald.
Hij begon zich net erg zorgen te maken, toen hij een wolvengehuil
hoorde: jahoehoehoe ...
Nu werd Piet Rijstepap toch echt bang, en hij stond te bibberen op zijn benen.
Daar zag hij plotseling de wolf.
"Goedemorgen", zei hij (maar het was eigenlijk avond), "mijn naam is Piet
Rijstepap." De wolf spitste zijn oren en begon te kwispelstaarten.
Piet Rijstepap zuchtte van opluchting, en zocht verder of hij de weg naar huis kon
vinden. De wolf kwam kwispelstaartend achter hem aan.
Ze namen steeds de paden die naar beneden liepen, maar soms liep de weg na een bocht weer
naar boven, en soms hield het pad zo maar op.
Maar eindelijk, het was al bijna pikkedonker, kwamen ze aan een kanaal.
Maar hoe moesten ze nu aan de overkant van het kanaal komen?
Piet Rijstepap kreeg een prachtig idee: hij zou zijn kleren één voor één uit doen,
en naar de overkant gooien. Dan zou hij in zijn blootje door het koude water naar de
overkant zwemmen, en zich aan de overkant weer aankleden. Dan zou hij met droge kleren
aan de overkant van het kanaal staan.
Zo gedacht, zo gedaan. Piet Rijstepap trok zijn trui uit, zwaaide met zijn arm,
en gooide de trui naar de overkant.
Maar wat was dat? Daar sprong die wolf in het water, zwom naar de overkant,
pakte de trui in zijn bek, en bracht hem terug naar Piet Rijstepap.
Zo ging het een hele tijd door. Telkens als Piet een kledingstuk naar de overkant
gooide, haalde de wolf hem weer terug.
Op het laatst kwam er een boot aan, met een politie-agent er op.
"Wat zijn dat voor rare spelletjes?", vroeg hij.
Piet Rijstepap vertelde alles. Daarna mochten hij en de wolf met de boot mee terug
naar Maastricht.
De wolf bleef twee weken bij Piet en zijn moeder, en kreeg elke dag water en
heerlijke hondenbrokjes. Toen verdween hij plotseling. Hij woont nu weer in het Encibos.