PIET RIJSTEPAP EN ZIJN ENGELBEWAARDER
In zijn jeugd was aan Piet Rijstepap verteld dat hij, net als iedereen, een engelbewaarder
had. En hij had het bijbehorende gebedje geleerd: " Engel van God die mijn bewaarder zijt,
en aan wie de goddelijke goedheid mij heeft toevertrouwd, verlicht, bewaar, geleid en bestuur
mij. Amen." Sindsdien had hij zich steeds weer afgevraagd, wat die engel nu concreet voor hem
betekende.
Enkele jaren geleden was hij tijdens een fietsvakantie in Frankrijk bij de afdaling van een
steile berg in een scherpe bocht van zijn fiets gevallen.
Als hij die bocht genomen had, dan was hij bij de volgende het ravijn in geduikeld. Daarom
bedankte hij zijn engelbewaarder, die hij voortaan Armando noemde. Maar hij had aan het voorval
flinke schaafwonden overgehouden, daarom was zijn dankbaarheid niet bijzonder groot.
In een kuifjesboek had hij gezien, hoe Bobby bij een plas wijn door de duivel werd opgehitst
om die wijn op te likken, terwijl de engel hem daarvan af wilde houden. Zou de engelbewaarder
er zijn om ieder te behoeden voor de verleidingen van het kwaad? Piet Rijstepap had eens aan een
bosloop over achthonderd meter deelgenomen waarbij enkele deelnemers een korter parcours aflegden.
Ook Piet was willens en wetens van het pad afgeweken en had zodoende een onverdiende zevende
plaats gehaald. Maar waar bleef nu die engelbewaarder?
Als Piet op een mooie zomerse dag in september over de velden dwaalde, dan viel hem in dat
de engel er misschien was om hem te tonen hoe mooi Gods schepping was. Maar dan keek hij 's
avonds naar het journaal, en vernam dat er in Tel Aviv een volle stadsbus was opgeblazen door
een als orthodoxe Jood verklede Palestijn. Waarom had zijn engel, Armando, dan niet verhinderd dat
Piet het journaal zou zien?
Op zekere dag had Piet met zijn engelbewaarder afgesproken dat deze zich zou laten zien
bij de Bemelergrubbe, op een precies bepaald tijdstip. Piet was er vol verwachting heen
gegaan, en op het aangeduide tijdstip verscheen er een koe aan de horizon. Dat kon toch de
engel niet zijn. Voor alle zekerheid had Piet het beest aangesproken, maar het zei alleen
maar "BOEOEH!"
Eindelijk, toen Piet al niet zo jong meer was, kwam hij er plotseling achter wat de engel
voor hem betekende. Hij stond bij zijn boekenkast en keek naar alle mooie boeken die hij eens
gelezen had. "De herdertjes van Fatima die Maria zagen", was er één van. Dan
bijvoorbeeld "Over de onsterfelijkheid van de ziel", door pater Basilius Kleijnen s.j. En dan
"Het leven van de pastoor van Ars". De engel was er vast en zeker om iedereen aan het bestaan
van de hemel te herinneren.