HISTORISCHE ASPECTEN VAN HET MAASTRICHTSE CARNAVAL
Inleiding
In de jaren vijftig van de vorige eeuw ging ik naar de Sint-Franciscusschool in de Maastrichtse wijk
Nazareth. Carnaval begon voor ons niet eerder dan een week voor aswoensdag,
wanneer de meester ons het nieuwe carnavalsliedje ging leren. Ik herinner me onder meer het fraaie lied over de stakende
drekmaan (dat is Mestreechs voor vuilnisman). Mijn moeder stikte cowboy-franje aan onze lange broeken en
schafte nieuwe klapperpistooltjes aan. De oude cowboyhoeden lagen nog op zolder. Zo waren we klaar
voor het schoolcarnaval op de zaterdagmiddag. Op zondag gingen we naar de 'groete optoch' kijken, waar
actualiteiten zoals de politiek in Belgisch Congo op een scheepswagen werden uitgebeeld, en lollige Einzelgänger
met een keutel in de luierbroek schenen rond te lopen. Op maandag en dinsdag speelden alle kinderen cowboy en indiaan.
Op aswoensdag begon de vasten. Dan was carnaval voorbij.
Zelf puberde ik niet in Maastricht, maar mijn kinderen weer wel. Mijn dochter ging met haar vriendinnen
als geisha of als samba-danseres naar de vastenavond. Tot mijn verdriet duurde dat gefeest
niet alleen de hele dag, maar ook nog een groot gedeelte van de nacht. Na carnaval was ze steevast verkouden.
Tegenwoordig heeft ze genoeg van de driedaagse chaos, en ontvlucht bijtijds de stad.
Wat is carnaval?
De nuchtere buitenstaander kan maar moeilijk bevatten wat er aan de hand is. Waar komt deze
zotternij in godsnaam vandaan? Ik heb er de literatuur eens op nageslagen. Dan valt direct op dat er in de wereld
op veel plaatsen carnaval gevierd wordt, maar lang niet overal (in Noord-Nederland valt het onder de paapse
stoutigheden). Bovendien zijn er grote verschillen in de manier waarop het
feest gevierd wordt. Het uitbundige zomercarnaval van Rio de Janeiro, bijvoorbeeld, verschilt hemelsbreed van de Brabantse Boerenbruiloft.
De oorsprong schijnt in grote lijnen een drievoudige te zijn:
Ten eerste, de Romeinse Saturnalia, Bacchanalia, en Lupercalia. Dit waren vruchtbaarheidsrituelen die met de wisseling
der seizoenen samenhingen. De slaven en vrouwen mochten dan soms een tijdje de baas spelen, of kregen juist extra veel te
verduren.
Ten tweede, de Germaans-Keltische pendanten hiervan. Deze hielden eveneens verband met de vruchtbaarheid, en daardoor ook met de
dood: zo stelde de Wilde Jacht een optocht van gesneuvelde krijgers voor, onder aanvoering van Wodan. (Dit brengt
me op een leuk idee voor carnaval: ga eens als Wodan, de eenogige oppergod, met een wilde baard, een slappe hoed op, en een
wijde mantel om, op een wit paard, geflankeerd door twee raven.)
Ten derde, de kerkelijke zottenfeesten. Ook deze hielden een omkering van de normale hiërarchie in. De Kerk heeft
sedert de vroege middeleeuwen de oude, heidense gebruiken geleidelijk aan vervangen door christelijke tegenhangers.
De vastenavond was dan een laatste gelegenheid tot vermaak voordat de vasten begon.
De Carrus Navalis
Er zijn twee mogelijke verklaringen voor het woord 'vastenavond':
Ten eerste kan het de vooravond van de vasten aanduiden.
Ten tweede (als in het Duitse Fasnacht) kan het te maken hebben met de indogermaanse stam 'pes', en met ons woord
'penis', aldus verwijzend naar de vruchtbaarheid. Voor het woord
'carnaval' zijn er drie verklaringen: Ten eerste carnevale -
vlees vaarwel, waarbij dus wordt verwezen naar de naderende vasten. Ten tweede, verwant aan het eerste,
carnelevare - opheffen van het vlees. Ten derde carrus navalis - scheepskar,
en dat is iets heel anders.
De scheepskar komt sinds voorchristelijke tijden voor in vruchtbaarheidsfeesten van Noorwegen tot in
Griekenland. Sommige historici menen in de carnavalsschuit dan ook een spoor te zien van de oude
Indogermaanse cultische mannenbonden. Ze wordt tevens gezien als een parodie op het Schip van Petrus, de katholieke Kerk.
En ook daar is veel voor te zeggen, want carnaval is vanouds het feest van de spot en de omgekeerde verhoudingen.
De carrus navalis komt ook in de historie van het Maastrichtse carnaval voor: in 1133 arriveerde vanuit Aken
de blauwe schuit te Maastricht, voortgetrokken door de leden van het weversgilde, en vervolgde haar weg
naar Tongeren. Van latere tijden hebben we ook verspreide berichten over vastenavond
in Maastricht. Maar hoe is hier het moderne carnavalsfeest ontstaan?
De Sociëteit Momus
Het terugtreden van een strenge overheid om plaats te maken voor een meer toegevende, is vanouds een
impuls geweest voor het carnaval. Na de nederlaag van Napoleon bij Waterloo, en het daarop volgende Congres van Wenen, kwam
er ruimte voor een nieuw verenigingsleven 'tot lering ende vermaak'. In het Rijnland werden diverse carnavalsverenigingen
gesticht, waarvan de vers gekozen prinsen een zottenkap opzetten die verdacht veel weg had van een overdwars geplaatste
Napoleonsmuts. Dat merkte men ook in Maastricht.
Na de afscheiding van België in 1839 werd hier de Sociëteit Momus opgericht. Deze vereniging organiseerde
gedurende de
honderd jaren van haar bestaan tal van sportieve, liefdadige en culturele evenementen, waaronder historische
cavalcades met carnaval. Aan de oostzijde van het Vrijthof werd in die jaren het Momushuis gekocht en opnieuw
ingericht, waarbij alle afmetingen op het getal elf werden gebaseerd. De voorgevel werd versierd met de bekende narrenkop.
Het reglement van 1872 spreekt van "echt-fraaie gekheid, maar niet buiten de perken". Humoristische redenenaars hielden
toespraken in het Mestreechs, gezeten op een gevleugeld paard. Dat was het paard Pegasus waarop de dichters de
werkelijkheid ontvluchtten. In het sterrenbeeld Pegasus kwamen ze de elfjes tegen, en die brachten hen terug naar moeder aarde.
De Tempeleers
In de eerste decennia van de twintigste eeuw werd de Grote Optocht georganiseerd door de onvergetelijke gangmaker Fons Olterdissen,
van wie er in de Grote Looiersstraat een mooi standbeeld staat. Voor de andere activiteiten, binnen en buiten, waren er
afzonderlijke commissies. Het feest voor de gegoede burgerij speelde zich in deftige zalen af, dat voor de gewone man op
straat en in het kaffee.
Vanaf de tweede helft der jaren dertig trad in de optocht steeds meer de Bonte Storm van
Einzelgänger op, en werd de stadsprins bij aanvang van de dreidaogse vastelaovond door de burgemeester
officieel op het stadhuis ontvangen. Meestal zijn daarbij ook enkele ministers van de
landsregering aanwezig.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het carnaval door de Duitse overheid verboden geweest, en dus kwam het na de oorlog met
hernieuwde levenskracht terug.
De Tempeleers namen nu de teugels in handen. Zij luiden het carnaval in met elf
schoten van het aloude Momuskanon, en hijsen daarna hun beschermvrouwe omhoog om het feest te overzien: een pop van papiermaché die het
Mooswief voorstelt (dat is de bekende 'Groentevrouw', waarvan op de markt een
stenen standbeeld staat). Bij de sluitingsceremonie wordt de pop weer naar beneden gehaald.
Vanaf 1946 wordt op instigatie van de Tempeleers ieder jaar een nieuw Maastrichts carnavalsliedje uitgekozen.
In de jaren zestig, toen de jeugd het oude gezag in de hele westerse
wereld op de schop nam, groeide het carnaval in Maastricht door de komst van talrijke zate herremeniekes verder uit tot het huidige
bonte straatfeest.
De interviews
Ik had een gesprek met een bejaarde Maastrichtenaar. Hij vertelde
dat vroeger het veertigurengebed werd gebeden voor de arme zondaars die zich tijdens het carnaval niet konden beheersen. Je moest in Maastricht
opgegroeid zijn om op de juiste manier vastelaovend te kunnen vieren. Zelf had hij veel groepen begeleid zowel bij de processies als
bij de optochten.
Zo was er bijvoorbeeld een groep bromfietsen met vleugels, als oplossing voor de verkeerschaos op de Servaasbrug.
Ze konden wel een en ander uit het magazijn van de Tempeleers lenen, maar moesten toch het meeste zelf doen.
Tegenwoordig had men niet meer het geduld om een leuke act voor de optocht voor te bereiden.
Hij beschouwde leiding geven als een dienende taak. De organisatoren van vastelaovond waren vaak tevens de gangmakers bij de
sport en het jeugdwerk.
Ik smaakte tevens het geluk, een gesprek te mogen hebben met een bijzonder aardige Tempeleer en
voormalige prins carnaval. Hij was er aan het begin van de jaren tachtig
ingeluisd door vrienden bij de Tempeleers. Als prins carnaval had hij wekenlang alle verzorgingshuizen bezocht. Tijdens de
vastelaovond hadden wildvreemde mensen bij hem hun hart gelucht. Sindsdien straalde zijn brede narrenkop van vreugde.
Ik vroeg hem naar de oorsprong van de Mestreechse vastelaovond. Hij antwoordde dat het een mysterie was, en dat moest het blijven.
Hij had wel wat anders om over na te denken. De Tempeleers wilden de burgemeester tot doortastendste burgervader van de
Euregio uitroepen, tijdens een feestelijke Veolia-busrit door de opengebroken city. Dat moest wel met esprit gebeuren.
Die esprit was de basis van de Mestreechse Vastelaovond.
De Mestreechter Geis
De Maastrichtse 'geest' (mentaliteit) is diepgaand beïnvloed door de Maastrichtse geschiedenis. Daarbij denken we allereerst aan het katholicisme: streng in de leer, maar mild voor de biechteling. De Maastrichtenaar weet dat de pap nooit zo heet gegeten wordt als hij wordt opgediend. Dan is er het eeuwenlange komen en gaan van steeds weer nieuwe heersers. Ze komen met vreselijk oorlogsgeweld, vaardigen strenge wetten uit, en vertrekken om plaats te maken voor een nieuwe heer met andere wetten. De Maastrichtenaar bedenkt dan hoe hij onder de nieuwe regelingen uit kan komen zonder met het gezag in conflict te komen. In de eeuwen der tweeherigheid (van de middeleeuwen tot de Franse tijd) leerden de Maastrichtenaren hoe ze de Luikse en Brabantse stadsbestuurders tegen elkaar konden uitspelen. Het middel bij uitstek om zo te kunnen leven is de humor, de practical joke. De Maastrichtenaar hanteert een milde humor, die de ander in zijn waarde laat. Hij zal iemand niet bruut iets weigeren of duidelijk ongelijk geven. Liever laat hij op een subtiele manier blijken dat hij anders denkt dan jij. Een ander middel om de eigenheid te beleven is het dialect. Geen andere stad in Nederland hangt zo aan haar dialect, dat inderdaad een 'zeute taol' is. Het wordt nog door hoog en laag gesproken. Dat is trouwens mede te danken aan Momus en Olterdissen!
Conclusie
Misschien zijn de Indogermaanse cultische mannenbonden wel de voorlopers van de vrijmetselarij, maar
toch niet van de moderne carnavalsverenigingen. Het zit natuurlijk wel in de aard der mannen, dat ze zich verenigen in
dergelijke clubs om niet altijd thuis te hoeven zitten. Er is een mooie film van Laurel en Hardy over dit gegeven:
Sons of the Desert. En van de vrouwen is bekend dat ze zich graag verkleden. Carnaval is tevens een middel bij uitstek voor
jonge mannen en vrouwen om op een eerbare manier met elkaar in contact te komen.
Ik denk dat een nog belangrijkere verklarende factor voor carnaval is: de mogelijkheid om in gezellig verband creatief
te zijn. Dan denk ik aan de costuums, de praalwagens, de poppen, de muziek, de redevoeringen, de krantjes, de komische acts,
de organisatie, etcetera. De belangrijkste reden, echter, gaf de bekende katholieke schrijver Bertus Aafjes aan: de
mogelijkheid om voor een paar dagen buiten zichzelf te treden. Dat is dus bepaald niet hetzelfde als uit de band springen, wat
sommige noorderlingen schijnen te denken!
In het oude Maastricht nu, waren de omstandigheden voor het ontstaan van een gedegen carnavalstraditie buitengewoon ideaal.
Literatuur:
1) Devirtueleklas.150m.com/geschiedenis.htm
2) De Momus, Maastrichts silhouet deel 8, Ingrid Evers 1982
3) Van Carrus Navalis tot Blauw Sjuut, Drukvorm, Jean Meijntz 2004
4) Noordeuropese mysteriën en hun sporen tot heden. F.E.Farwerck, Ankh-Hermes, Deventer 1970
(Maastricht, januari 2007; tekst H.Reuvers; de zwartwitte groepsfoto hierboven komt uit familiebezit en dateert van de crisisjaren omstreeks 1930; de eerste kleurenfoto is gemaakt door M.Reuvers; de scheepskar komt van hetiscarnaval.homestead.com; het Mooswief is een scan vanaf een brochure van de Tempeleers; de foto van Olterdissen is gemaakt door M.Reuvers; de moderne zwartwitfoto hieronder is ook gemaakt door M.Reuvers.)