BLOEMPJES

van Sint Franciscus


HOOFDSTUK 3

Hoe Sint Franciscus wilde praten met broeder Bernardus, maar zag dat deze geheel opging in God

De zeer toegewijde dienaar van de Gekruisigde, Sint Franciscus, was door streng boete te doen en voortdurend te wenen, bijna blind geworden, en hij zag nauwelijks nog iets. Zo ging hij eens van de plaats waar hij verbleef naar een andere, waar broeder Bernard zich bevond, om met hem te praten over de dingen van God; hij wist dat Bernard in het bos aan het bidden was, maar toen hij ter plekke aankwam, zag hij dat deze geheel opging in God. Sint Franciscus ging naar hem toe, en riep tot hem: Kom praten met mij, want je weet dat ik blind ben!

Maar broeder Bernard antwoordde niet. Deze man was zo beschouwend aangelegd dat zijn geest zich hoog had verheven en opging in God. En juist omdat Bernard de bijzondere genade had om over God te kunnen praten, zoals Sint Franciscus al vaak had kunnen constateren, wilde Franciscus met hem praten. Na een tijdje riep Franciscus hem een tweede en een derde keer op dezelfde wijze, maar broeder Bernard hoorde hem nog steeds niet, en daarom antwoordde hij niet en groette niet eens. Toen Sint Franciscus dit zag, draaide hij zich mistroostig om. Hij was zeer verwonderd en klaagde tegen zichzelf dat broeder Bernard hem niet groette, terwijl hij hem toch al drie keer geroepen had.

Met dit soort gedachten trok Sint Franciscus zich terug, en nadat hij zich een beetje had verwijderd van Bernard, zei hij tot een andere broeder uit zijn gezelschap: Wacht hier op me. En hij ging naar een eenzame plek daar vlakbij; hij ging voorover op de grond liggen om te bidden, en vroeg God hem te willen onthullen waarom broeder Bernard hem niet geantwoord had. En terwijl Franciscus zo lag, hoorde hij de stem van God die tot hem zei: Och arm mannetje! Waar maak jij je druk over? Moet de mens soms omwille van een schepsel God vergeten? Toen jij broeder Bernard riep, was hij in gedachten bij Mij, en daarom kon hij je niet groeten of antwoorden. Verwonder je dus niet dat hij niet met je kon praten, en dat hij zozeer buiten zichzelf was dat hij geen woord hoorde van wat je zei.

Nadat Sint Franciscus dit antwoord van God gekregen had, keerde hij direct terug naar de plek waar broeder Bernard verbleef, om zichzelf nederig bij Bernard te beschuldigen van de boze gedachten die hij over hem had gehad. Maar toen broeder Bernard Sint Franciscus naar zich toe zag komen, ging hij hem tegemoet, en wierp zich neer voor zijn voeten. Sint Franciscus dwong hem op te staan en vertelde hem met grote nederigheid over de boze gedachten en de verwarde ongerustheid die hij met betrekking tot hem had gehad, en hoe de Heer hem daarvoor had berispt. En hij besloot: Ik gebied je, bij de heilige gehoorzaamheid, dat je zult doen wat ik je ga opdragen.

Broeder Bernard was bang dat Sint Franciscus hem een te zware taak zou opleggen, zoals hij gewoon was te doen, en hij zocht een manier om onder die gehoorzaaamheid uit te komen. Daarom antwoordde hij: Ik sta klaar om je te gehoorzamen, als jij eveneens belooft te doen wat ik jou opdraag. Dat beloofde Sint Franciscus. En broeder Bernard zei: Zeg me nu, Vader, wat je wilt dat ik doe.

Ik gebied je, bij de heilige gehoorzaamheid, - zei Sint Franciscus - dat je nu, om mij te straffen voor mijn verwaandheid en voor de onbeschaamdheid van mijn hart, mij op mijn rug op de grond zult gooien, met één voet op mijn keel gaat staan en met de andere voet op mijn mond, en zo drie keer je gewicht verplaatst van de ene voet op de andere, terwijl je me beledigt en op me scheldt. Je moet vooral zeggen: Hier heb je wat je verdient, sluwe gemenerik, zoon van Pedro Bernardone! Waar haal je zulk een trots vandaan, terwijl je toch maar een laaghartig schepsel bent?

Dit horende, volbracht broeder Bernard met de grootst mogelijke zachtheid wat Sint Franciscus hem had opgedragen, om zich toch maar niet te onttrekken aan de heilige gehoorzaamheid, hoewel het hem hard viel om deze opdracht uit te voeren. Toen hij klaar was, zei Sint Franciscus tot hem: Draag jij nu mij op wat je wilt dat ik doen zal. Ik heb immers beloofd dat ik je zal gehoorzamen. En broeder Bernard zei: Bij de heilige gehoorzaamheid gebied ik je dat je me altijd wanneer we samen zijn, zult corrigeren en dat je mijn tekortkomingen zonder zachtheid zult berispen.

Sint Franciscus werd hier bedroefd van, want broeder Bernard was zo heilig dat hij Sint Franciscus groot respect inboezemde, en deze vond het niet nodig Bernard ergens over te berispen. Daarom zorgde Sint Franciscus ervoor, voortaan weinig met Bernard samen te zijn, om maar niet door de toegezegde gehoorzaamheid verplicht te zijn enig woord van correctie te moeten richten tot hem van wie hij erkende dat zulk een grote heiligheid hem sierde. Wanneer Sint Franciscus dus het verlangen kreeg om Bernard te zien of hem te horen praten over God, verwijderde hij zich zo snel mogelijk van hem. Alle minderbroeders waren zeer gesticht wanneer ze zagen met welk een liefde, voorzichtigheid en nederigheid hun vader Sint Franciscus zijn 'eerstgeboren zoon', broeder Bernard, behandelde en met hem sprak. Tot lof en eer van Christus. Amen.