Mag ik van u een lift, meneer? Toe laat mij hier niet staan Ik heb voor de trein geen centen meer Ik woon hier zo ver vandaan Mag ik van u een lift, meneer? ‘k zal er zo dankbaar voor zijn Neemt u mij mee voor die ene keer Mag het meneer, o wat fijn De kleine blonde Marileen Van amper 16 jaar Stond ’s nachts te liften heel alleen en dacht niet aan gevaar een grote wagen kwam tot staan met aan het stuur een heer ze keek de onbekende aan en vroeg toen ach meneer Mag ik van u een lift, meneer? Toe laat mij hier niet staan Ik heb voor de trein geen centen meer Ik woon hier zo ver vandaan Mag ik van u een lift, meneer? ‘k Zal er zo dankbaar voor zijn Neemt u mij mee voor die ene keer Mag het meneer, o wat fijn Maar die meneer was een schavuit Dat merkte zij te laat Hij gooide haar de wagen uit Na het plegen van zijn daad Een wagen van de vijf maal acht Vond blonde Marileen Ze dwaalde huilend door de nacht Over haar toeren heen Mag ik van u een lift, meneer? ‘k Zal er zo dankbaar voor zijn Neemt u mij mee voor die ene keer Mag het meneer, o wat fijn