klik hier om naar mijn hoofdpagina te gaan


HET OFFER VAN PATER VINCK


Inleiding


In Maastricht heeft de naaste omgeving van de Romaanse Onzelievevrouwekerk nog een sterk middeleeuws karakter bewaard. Daar staan langs Maas en Jeker nog de stenen stadsmuren met de Helpoort en het pater-Vincktorentje.
Vreemdelingen die een stadswandeling maken kunnen tot drie maal toe de naam van pater Vinck vernemen: eerst als naamgever van het genoemde torentje aan de stadswal, vervolgens als één van de vijf terechtgestelden van wie de koppen op het bastion 'de vijf koppen' werden tentoongesteld, en tenslotte ziet men hem in de schatkamer van Slevrouwekerk afgebeeld als een vrome monnik met ten hemel geslagen ogen.
De gidsen en boeken vertellen meestal nog maar erg weinig over pater Vinck. Men moet naar het stadsarchief om meer inlichtingen te krijgen. In de moderne tijd is Maastricht de eens zo vereerde minderbroeder vergeten.
Wie was pater Vinck? Om dat te weten moeten we helemaal terug naar de eerste helft van de zeventiende eeuw, toen Hollanders en Spanjaarden vochten om de 'ijzeren stad' Maastricht in de tachtigjarige oorlog.


De politieke situatie


Pas tegen het einde van de tachtigjarige oorlog, in 1632, kwam Maastricht definitief in handen van de Hollanders. Na wekenlang beleg en bombardement nam 'stedendwinger' Frederik Hendrik de stad in.
De Spanjaarden bleven echter in de omtrek gelegerd, en maakten het de protestantse stadsbestuurders nog jarenlang op allerlei manieren lastig.
Maastricht werd van oudsher door twee heren gezamenlijk bestuurd. De ene heer was de prins-bisschop van Luik, de andere de hertog van Brabant. De Hollanders traden nu in de rechten van de hertog die de Spanjaarden voor de overgave hadden uitgeoefend.
Zij erkenden op papier wel de rechten van de katholieken, maar gedroegen zich in de praktijk als jonge heethoofden: er werd bijna geen enkele belangrijke bestuurspost aan de katholieken gelaten, liefst twee grote kerken werden aan het handjevol protestanten gegeven, en de luisterrijke stadsprocessies werden verboden.


Franciscanen en Jezuïeten


Het klooster der minderbroeders stond in Maastricht vlak bij de Helpoort. De volgelingen van Sint Franciscus preekten en dienden de sacramenten toe. Soms hielpen ze ook bij het verplegen van zieken.
In de eerste jaren van de Hollandse bezetting heerste er pest. De verpleging was toevertrouwd aan de cellebroeders en aan de zusters van Elisabeth Strouven. De minderbroeders deden meer aan zielzorg. Zo was de minderbroeder pater Vinck de geestelijk leidsman van Elisabeth Strouven.
De verhoudingen tussen katholieken en protestanten waren niet meer zo gespannen als in de zestiende eeuw. De protestanten hadden echter een slecht begrip van het katholicisme. Zij dachten dat priesters soms absolveren van zonden die de biechteling in de toekomst nog wil gaan doen.
Vanaf de preekstoel fulmineerden de dominees tegen het 'paapse bijgeloof' en tegen het 'drijven der Jezuïeten'.
De Jezuïeten verzorgden het onderwijs aan hun Latijnse school. Rector Boddens onderhield zowel goede contacten met de regering in Brussel (de Spaanse) als met die in Den Haag (de Hollandse). Maar de Hollanders in Maastricht vertrouwden hem niet.
Pikant detail: de militaire bevelhebber van de stad, Bouillon, was katholiek geworden. Hadden de Jezuïeten hem bekeerd? Toch vertrouwde men hem wel. Hij was immers een man van eer.


Het plan


Enkele kilometers ten zuiden van Maastricht waren aan de Maas bij Navagne Spaanse troepen gelegerd. De commandant Mézières had een avontuurlijke Franse edelman, de la Court, als spion naar Maastricht gestuurd.
De la Court meldde zich in Maastricht als 'deserteur' en sprak daar met metselaar Rompen. Deze wees hem op een oud poortje in de stadsmuur vlak bij de Helpoort dat niet meer gebruikt werd en met mergelstenen dicht was gemaakt. Men zou dat poortje onopvallend kunnen openmaken terwijl aan de andere kant van Maastricht een schijnaanval op de stad werd gedaan, zodat de Spanjaarden door het poortje in de stad konden komen.
Vlak bij dat poortje woonde de welgestelde brouwer Lansmans. Via een kleermaker in Visé legde Mézières contact met Lansmans die zich voor veel geld liet overhalen om mee te doen.
De brouwer stond er niet bij stil dat er misschien weer veel bloed zou vloeien.
Lansmans kocht nog een ander huis bij het poortje en wilde dat aan een geestelijke verhuren omdat die vrijgesteld zou zijn van inkwartiering. Daarvoor koos hij ene kapelaan Sylvius, maar die wilde niet meedoen. Sylvius vertelde niets aan de Hollanders, maar overlegde met andere priesters over hoe hij in een hooiwagen uit de stad zou vluchten. Lansmans wilde de door het poortje binnenkomende Spanjaarden naar het huis van stadscommandant Goltstein leiden, en naar het klooster der minderbroeders als hoofdkwartier. Daarom koos hij minderbroeder pater Vinck als biechtvader.


De biecht


Pater Vinck was in Maastricht bij het volk zeer geliefd. Hij was goedmoedig en een beetje naïef, en hij kon goed preken. Het deed hem verdriet als iemand verkleefd was aan een of ander kwaad, maar hij zag graag het goede in de mensen.
Toen Lansmans hem in de biecht en tijdens een daarna volgend gesprek deelgenoot maakte van de plannen, was de pater verheugd dat de stad misschien aan de katholieken zou worden teruggegeven. Dan zouden zij ongehinderd de sacramenten kunnen ontvangen en naar de hemel worden geleid. Hij vermaande de biechteling risico's voor het burgervolk zo veel mogelijk te vermijden en het loon aan een goed doel te besteden. Men moest nu op God betrouwen. De pater nam afscheid van Lansmans met een "couragie, Jan, het sal wel lucken".
Later riep hij Lansmans nog eens bij zich om na te gaan of het plan niet te ondoordacht was. Lansmans verwees de pater naar Mézières.
Daar is pater Vinck toen mee gaan praten. Hij gaf de commandant een brief die hij Lansmans in het Frans had helpen opstellen. Hij kreeg van de commandant een antwoord mee waar achteraf een obligatie ter waarde van de beloning in bleek te zitten.


De ontmaskering


Ondertussen maakte de la Court in Maastricht goede sier met het geld dat hij voor zijn diensten van de Spanjaarden gekregen had. Hij zette zeer hoog in bij het kaartspel, en dat trok de aandacht. Stadscommandant Goltstein liet hem aanhouden. Hij legde hem op de pijnbank en dwong hem te bekennen dat er een aanslag op de stad werd beraamd.
De la Court heeft toen een heel onwaarschijnlijk verhaal verteld: dat hij alleen meedeed om na te gaan wie er allemaal bij betrokken waren, zodat hij de Hollanders kon helpen met het complot op te rollen.
Misschien noemde hij de naam van Lansmans. En hij noemde de Jezuïeten: hij zou met hen in Luik tijdens de biecht over de plannen hebben gesproken. Maar de stadscommandant had bij mensen in de vriendenkring van Lansmans zelf al geruchten opgevangen die ongeveer dezelfde aanwijzingen bevatten.
Lansmans dacht dat zijn aandeel kleiner zou lijken als hij ook anderen zou noemen. Hij vertelde onder meer dat hij bij pater Vinck gebiecht had, en dat deze hem een brief met het loon had overhandigd.
Binnen korte tijd werden aangehouden: metselaar Caters en de vrouw van de la Court, de Franciscaan Vinck en kapelaan Sylvius, de Jezuïeten rector Boddens en pater Pasman en broeder Nottijn, en nog een tiental anderen. Rompen was al buiten de stad.
De beschuldigingen tegen de Jezuïeten waren zeer vaag. Men vond het al verdacht genoeg als ze contacten met Vinck of Lansmans leken te hebben. De Hollanders konden zich niet voorstellen dat er geen Jezuïeten bij betrokken waren.


Tortuur en executie


Veel bekentenissen waren pas gedaan na 'scherpe examinatie' op de pijnbank. Dreigen was soms ook al voldoende. Pater Pasman had verteld dat broeder Nottijn eens bij Lansmans was binnen gegaan en dat hij eens uit Visé was teruggekomen met een bericht over een op handen zijnde aanslag op de stad. Maar daar praatte de hele stad al maanden over.
Voor de Jezuïeten kwam van katholieke zijde internationale diplomatieke hulp op gang om de executies te voorkomen, maar tevergeefs. Alle boven genoemde verdachte personen werden in de loop van enkele weken onthalsd. De hoofden van Jan Lansmans, de la Court, Caters, Vinck en Nottijn werden op ijzeren pieken tentoongesteld vanaf het bastion 'de Drie Duiven' dat het dichtst bij fort Navagne lag.


Slot


Men moet toegeven dat iemand als Lansmans waarschijnlijk wel straf verdiend heeft, al was de opgelegde straf naar huidige maatstaven veel te zwaar. Het ging hem in de eerste plaats om het geld. Men heeft de bevoegdheid van de militaire rechtbank bestreden, omdat de Luikse helft van de magistratuur er geen deel aan had. Maar in militaire zaken had de prins-bisschop geen gezag.
Over pater Vinck moet men echter heel anders oordelen. Hij vond dat protestanten principieel geen bestuursrecht hebben, en dat hun bestuur een ramp was voor de stad. Hij gaf graag zijn leven om de ontkerkelijking tegen te gaan, wetende dat de zielen zonder de sacramenten in groot gevaar zijn. Hij mocht trouwens niet uit de biecht klappen. De andere priesters waren waarschijnlijk niet eens precies op de hoogte van de voorgenomen aanslag.
De priesters gedroegen zich allemaal voorbeeldig toen zij ter executie werden geleid, hoewel katholieke geestelijke bijstand hun was ontzegd. De Jezuïeten spraken met hun beulen op ironische wijze, pater Vinck sprak zelfs vriendelijk en liefdevol met hen. Pater Vinck bewaarde een volmaakte gemoedsrust. Hij verenigde zijn eigen lijden met dat van Christus. Zo bracht hij zijn offer.
Het op een staak tentoongestelde hoofd van pater Vinck was meteen het voorwerp van verering door het volk. Dit was het begin van een traditie die eeuwenlang geduurd heeft. Die traditie is nu vergeten omwille van de goede verstandhouding met de Hollanders en de protestanten, en omdat Maastrichtenaren zich niet zo gemakkelijk ergens voor inspannen.


Verantwoording


In de openbare bibliotheek vond ik het een en ander over de gebeurtenissen van 1638 in boeken van Jaspar en Ubags. In het stadsarchief gaf men mij een studie van wijlen de heer Vlekke, getiteld 'Van 't gruwelijk verraet in den jaere 1638 op Maestricht gepractiseert'. Deze studie schijnt zeer betrouwbaar te zijn. Daarnaast vond ik een zevental andere bronnen. Bijvoorbeeld een roman van ene Schaepkens van Riemst, een geschrift van een Franciscaan en een vertoog van dominee Ludovicus waaruit zijn vooroordelen blijken.
Het lange Latijnse verslag van de Jezuïeten moest ik grotendeels ongelezen laten. De in oud schrift geschreven originele procesakten kan ik niet lezen en heb ik dus ook niet aangevraagd. De studie van Vlekke bevat de meest relevante informatie. Ik heb vooral nagedacht over wat Vinck en Lansmans bewogen heeft.


(Maastricht, juli 1999, H.Reuvers)

klik hier om naar mijn hoofdpagina te gaan