KATHOLIEKE KATECHISMUS

door HFH Reuvers



WITTE DONDERDAG EN GOEDE VRIJDAG

Om de profetieën van de Schrift te vervullen deed Jezus vlak voor het Joodse Paasfeest zijn intrede in Jeruzalem, gezeten op een ezelsveulen. Het volk riep: "Hosanna! Gezegend zij de Koning die komt in de naam van God".
De Farizeeën zochten nu een manier om hem uit de weg te ruimen. Ze gaven aan een van Jezus' apostelen, Judas Iskariot, dertig zilverlingen om hen Jezus in handen te spelen.
Jezus en de twaalf apostelen gebruikten samen ter gelegenheid van Pasen het laatste avondmaal. Jezus nam het brood en sprak: "Dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt. Doet dit tot een gedachtenis aan mij." De Kerk beschouwt dit als de instelling van de eucharistie (de heilige mis). De hostie die wij bij de communie ontvangen verbeeldt dus Jezus zelf, en wordt ook het brood des levens genoemd.
Maar Jezus zei ook, waar Judas bij was: "Een van u zal mij overleveren".

In de daarop volgende nacht ging Jezus bidden in de hof van olijven. Hij zweette bloed en tranen, en bad: "God, neem deze lijdensbeker van mij weg. Maar Uw wil geschiede."
Bij de uitgang van de hof stond Judas te wachten met de soldaten van de overheid. Jezus werd naar de Romeinse landvoogd Pontius Pilatus geleid. De Farizeeën beschuldigden hem ervan dat hij koning der Joden wilde zijn ten koste van de Romeinse keizer. Maar Jezus zei: "Mijn Rijk is niet van deze wereld."
Pilatus vond in Jezus geen schuld, en probeerde hem vrij te laten. Maar het volk, opgehitst door de Farizeeën, riep: "Kruisigt hem!".
Jezus werd bespot, kreeg een doornenkroon op zijn hoofd, en droeg zijn eigen kruis naar de berg van Calvarie. Daar werd hij aan het kruis genageld. Voordat hij stierf riep hij nog: "God, vergeef hen, want zij weten niet wat zij doen."
Nabestaanden van Jezus kregen verlof om Jezus te balsemen en in een graf te leggen. Het graf werd bewaakt door Romeinse soldaten.


katechismus


HOME