VERVROEGD PENSIOEN

Nu ik geheel ben afgekeurd en mijn vervroegde pensionering goeddeels veilig is gesteld, dringt zich de vraag op in hoeverre hardhorendheid (in Nederland) invloed heeft op de loopbaan van de patiënt. Uiteraard kan ik alleen voor mijzelf spreken, maar misschien steekt iemand er nog iets van op.
Ik meen dat men heel algemeen kan zeggen dat hardhorendheid een voordeel is in zoverre dat je je beter kunt concentreren, en een nadeel doordat er sociale complicaties optreden. Maar in individuele gevallen ligt het natuurlijk een stuk genuanceerder. Ik wil dan nu mijn levensloop beschrijven en en passant proberen de relevante opmerkingen te plaatsen.

Ik ben in 1951 te Maastricht geboren als tweede kind (van zeven) in het gezin van een Gelderse PTT-ambtenaar en een Limburgse moeder. Een oom van mijn moeder was ook hardhorend. (Hij was een bekende Venlose tuinder.) Een jongere broer van me is eveneens hardhorend (en werkt nog full-time).

Het schijnt dat ik vanaf mijn geboorte hardhorend ben geweest, maar in het begin was de handicap nog niet zo ernstig. Ik was even ondeugend als mijn een jaar oudere broertje. Op de kleuterschool reageerde ik wel wat traag op de aanwijzingen van de juffrouw. Daardoor heb ik de kleuterschool niet afgemaakt, en kreeg het advies naar het BLO te gaan. Gelukkig wilde mijn moeder daar niets van weten. Op de lagere school kon ik met mijn ogen aanvullen wat mijn oren misten. Van enige hardhorendheid was ik me in het geheel niet bewust. Ik kon ook gewoon praten met vriendjes en broertjes: geschreeuwd werd er sowieso.
In de tweede klas zat ik onder de zweren. De dokter gaf mij medicijnen die dit euvel onderdrukten. Misschien is dit er mede de oorzaak van geweest dat ik later last kreeg van een kromme rug, en bronchitis en andere longaandoeningen. Hoe dan ook, ik ben altijd heel snel en beweeglijk geweest, zowel fysiek als psychisch, maar mijn uithoudingsvermogen was vrij gering. Er werden echter aan mijn uithoudingsvermogen vooralsnog geen hoge eisen gesteld. Ik concentreerde me tijdens schooluren op de lesstof, en voetbalde in de namiddag met mijn vriendjes. Dat er altijd veel kinderen waren, thuis en op straat en bij de welpen, heeft de sociale gevolgen van mijn hardhorendheid verzacht. Ik had altijd hoge cijfers, en, tot vreugde van mijn moeder, wilde ik missionaris worden.

Op het kleinseminarie heb ik geleerd hoe je efficiënt met je krachten kunt omgaan. Regelmaat, discipline en goed time management bezorgden me een grote voorsprong op veel leeftijdgenoten. Inmiddels droeg ik een gehoorapparaat, maar daar heb ik nooit zo op gelet. Waarschijnlijk heeft dat apparaatje mij toen wel geholpen. Enfin, ik concentreerde me op de studie en had doorgaans hoge cijfers. In sociaal opzicht zal ik in die jaren wel wat ontwikkelingsachterstand hebben opgelopen, maar daar was ik me niet van bewust. Ik hielp klasgenoten met hun Grieks, organiseerde schaatstoto's als Ard en Keessie weer bezig waren, en organiseerde atletiekwedstrijden met de buurtkinderen tijdens de schoolvakanties.
Doordat ik in het derde leerjaar geelzucht had, en enkele maanden thuis bij mijn ouders verbleef, werd ik me wel meer bewust van mijn fysieke tekortkomingen, maar die waren toch niet zo ernstig dat ik er veel last van had. Toen ik weer beter was, werkte ik mijn forse leerachterstand snel weg met een zelf ontworpen inhaalprogramma.
Meisjes heb ik in die jaren weinig gezien, en nauwelijks gemist. Mijn oudste broer was nu eenmaal de expert op dat gebied. Door de veranderingen tijdens het concilie raakte ik wel mijn kinderlijk geloof en mijn priesterroeping kwijt, maar dat gold eveneens voor de meeste klasgenoten. Het seminarie richtte een bèta-klasje in voor mij en drie anderen. De evidente waarheden van de wiskunde werden mijn nieuwe passie.

In die tijd heb ik ook nog een vreemde longontsteking gehad, tijdens de zomervakantie. Ik zweefde even op het randje. Na een kuur met antibiotica in het ziekenhuis bleef er op de röntgenfoto in de longen een vlekje over. Het schijnt een restant van een tbc-besmetting te zijn geweest. (Ik was ook Mantoux-positief en had daar medicijnen voor gehad.) De dokter zei dat ik niet te lang in de zon mocht zitten. (Later heb ik ook een tijd een inhalator gebruikt.)

Terwijl, eind jaren zestig en begin jaren zeventig, mijn medestudenten in Nijmegen vaak met heel andere dingen bezig waren, studeerde ik er wiskunde. Zodoende maakte ik in vier jaar de hele studie af. Ik had doorgaans goede cijfers en ik ben daar ook ruim een jaar student-assistent geweest. Bij wiskunde kun je heel goed met pen en papier communiceren, en via het schoolbord. Het viel wel op dat ik luid sprak.
Ik had steeds een paar goede vrienden om mee te eten in de mensa, en 's avonds na de studie te bezoeken. Ik kon ook heel goed opschieten met de medebewoners van de studentenflat, mede doordat ik een oud tv-toestel had en iedereen naar het voetballen kwam kijken. Ik woonde vlak boven de cv-ketel, waarvan het lawaai niet tot me doordrong. In het laatste jaar van mijn studie in Nijmegen raakte ik tot over mijn oren verliefd, maar zelfs dat beperkte ik tot mijn vrije tijd. Ik heb in die tijd dus ook al de vreugde en het verdriet van de liefde gekend, maar nooit tijdens studie-uren.

Toen ik in Eindhoven aan mijn promotie-onderzoek begon, trof ik daar een promotor die wel voldoende afstand bewaarde, maar op belangrijke momenten ook allerlei steun bood. Hij was even blij als ikzelf toen ik na lang proberen tot een doorbraak kwam. Ik was ook lid van een problem solving groep, en daarin ben ik sinds een jaar of tien opnieuw af en toe actief.
Ik haalde daar na mijn promotie ook mijn lesbevoegdheid. Mijn begeleider stelde vast dat ik een voldoende scherp betoog kon houden, en voldoende realiteitszin had, maar dat het goed zou zijn als ik eens een wereldreis ging maken om mijn horizon te verbreden. Ik heb toen contact gelegd met universiteiten in Nieuw-Zeeland, en ben daar enkele lezingen over wiskunde gaan geven.
Inmiddels had ik een vrouw gezocht en gevonden. Toen ik haar vond wisten we allebei dat het goed was. Ze was dan wel vegetarisch, maar ze kon goed koken. We hielden allebei van boeken en katten. Ze trok bij me in, we trouwden, en we hadden al snel onze oudste zoon. Na mijn promotie volgden er nog twee zonen van onszelf en een meisje uit Korea. Ik heb mij bij verschillende instellingen voor HBO verder bekwaamd in lesgeven. Dat ging met wisselend succes. Ik had vooral veel moeite met een bepaalde schakelklas die dertig ongemotiveerde MAVO-abituriënten op HAVO-niveau moest brengen.

Vanuit de TUE nam iemand me in 1976 mee naar de Katholieke Leergangen. Let wel, ik had toen al vier jaar ervaring met lesgeven als student-assistent. Bij de Leergangen en Fontys heb ik sindsdien tot de zomer van 2005 lesgegeven. Ik heb er in totaal zeventien jaar full-time lesgegeven, van '81 tot '98, en twaalf jaar parttime. Ik werkte voor deeltijd en voor voltijd, voor tweedegraads en eerstegraads, voor de lerarenvariant en voor de beroepenvariant, in Tilburg, Eindhoven en Sittard. Zodoende kende ik alle wiskunde-collega's, maar behoorde nergens tot de leidende kern. Met de andere scholen en universiteiten erbij heb ik vanaf '72 drieëndertig jaar lesgegeven.
Vrij snel na mijn indiensttreding was er bij de Leergangen een richtingenstrijd gaande tussen, enerzijds, de meer wetenschappelijk ingestelde leraren, en, anderzijds, de meer didactisch ingestelde leraren. Ik heb daar in het begin ook van geprofiteerd, omdat ik gezien werd als een versterking van de wetenschappelijk ingestelde groep. In mijn tropenjaren moest ik vaak acht uur achter elkaar lesgeven, en ik heb zeer veel readers en tentamens gecreëerd. Ik heb dat overigens altijd met plezier gedaan. Bij een enquête onder de Tilburgse eerstegraads studenten kwam ik dan ook als een der betere leraren uit de bus.
En passant deed ik de onderbouw van de studie Informatica aan de TUE. Mijn vrouw studeerde alternatieve geneeskunde aan het HBO, naast haar zware taak als moeder van vier kinderen, die toen nog allemaal gezond waren. In '87 verhuisden we vanuit Eindhoven naar de stad waar ik was opgegroeid: Maastricht. Ik ging meehelpen in het Maastrichtse jeugdvakantiewerk. Daarna heb ik mijn geloof teruggevonden en verdiept door de cursussen van het bisdom te volgen in Kerkrade. Mijn geloof is optimistisch: ik denk dat de meeste mensen 'in de hemel komen'.

In 1998 had de didactisch ingestelde groep definitief de overhand gekregen. Mijn eigen stijl van lesgeven was nog vrij ouderwets, maar ik had loyaal meegedaan met allerlei vernieuwingen en veel ervaring opgedaan met alternatieve werkvormen. Toch werd ik vanuit Tilburg plotseling voor een groot deel afgekeurd 'vanwege mijn hardhorendheid in verband met de vernieuwingen in het onderwijs'. Dat kwam bij mij hard aan. Maar ik herstelde binnen enkele maanden van de klap en de daaruit voortvloeiende duizeligheid, en de betrekkingen met mijn collega's bleven hartelijk.
Sindsdien heb ik allerlei activiteiten ontwikkeld, hoewel in afnemende mate. Om te beginnen bleef ik les geven in Sittard, weliswaar beperkt qua urenaantal, maar met onverminderd enthousiasme. Verder heb ik vrijwilligerswerk gedaan voor twee pastoors, uit Maastricht en Gerwen. Ik heb voorouderonderzoek gedaan voor diverse Maastrichtse families. Ik vertaalde boeken, en schreef zelfs een roman. Ik schreef artikelen over de historie van Maastricht. Ik loste wiskundeproblemen op voor de Eindhovense problemenclub. U kunt dat alles goeddeels terugvinden op mijn website petericepudding.com.

In 2005 werd ik plotseling op non-actief gesteld 'na klachten over mijn (klassikale) manier van lesgeven' (van een paar jonge studenten die zich wilden profileren als voorstanders van de vernieuwingen). Dat leidinggevenden meenden op deze manier afkeuring en dwang te moeten toepassen in plaats van vriendschappelijk met me te overleggen, was voor mij moeilijk te verteren. Ik deed immers nog even hard mijn best als altijd, en kreeg van de meeste studenten nog evenveel respons en waardering als altijd. Men zegt wel dat hardhorenden achterdochtig zijn, maar hier hebben de leidinggevenden, voor het gemak uitgaande van onwaarschijnlijke worst case scenario's, hun toevlucht genomen tot de gangbare procedures die alle weerwerk onmogelijk maken. Dus wie is er eigenlijk achterdochtig? Ik kreeg er nachtmerries van, en vroeg me af hoe Charles Ingalls van het Kleine Huis op de Prairie dit probleem zou hebben opgelost.
Ondanks deze nieuwe klap (waar ik deze keer niet duizelig van werd, maar wel kwaad) heb ik me steeds beschikbaar gehouden voor aangepast werk, bij wiskunde of elders. Op een gegeven moment kreeg ik inderdaad een aanbod van een tijdelijke klus. Maar nadat ik die onder redelijke voorwaarden had aangenomen, vernam ik er niets meer over. Ik had nooit de indruk dat men mij echt weer aan het werk wilde krijgen, en ik was daar eigenlijk ook langzamerhand te moe voor. Toch vond ik het jammer dat mijn kennis en ervaring zo werden verspild. Ik had wellicht nog een bijdrage kunnen leveren aan werkelijke vernieuwing van het nog vrij schoolse onderwijs, dat een stevige onderbouw nodig heeft en een uitdagende probleemgerichte bovenbouw.
Zelfs als de leidinggevenden het traject naar afbouw van het dienstverband vanaf het begin voor ogen hebben gehad, had dit veel soepeler en plezieriger en vruchtbaarder kunnen verlopen als het zonder dwang en zonder abrupte afkeuring in goed overleg had plaatsgehad.

Fontys heeft wel begeleiding vanuit Sint-Michielsgestel voor me geregeld, en daar ben ik dankbaar voor. Ik besef nu dat er blijkbaar te veel misverstanden ontstaan, ook door mijn afwijkende manier van non-verbale communicatie. Waar ik een mail-campagne moet voeren om me te verdedigen, kunnen goedhorenden zich op een subtielere manier doen gelden. Zij bouwen voortdurend aan vriendennetwerken door informeel contact. Dat kan ik niet in dezelfde mate. Mede daarom is het terecht dat ik nu helemaal ben afgekeurd. Mijn gehoor is ook verder achteruit gegaan. De audiologen bevestigen dat mijn gehoorapparaat mij nauwelijks nog helpt, en dat alleen een cochleair implantaat misschien nog een beetje steun zou kunnen geven. Mijn vrouw en ik voelen echter niets voor zo'n ingreep. We hebben in ons gezin al genoeg operaties achter de rug.
Hoe ziet mijn leven er nu uit? Ik ben elke doordeweekse dag nog enkele uren met mijn website bezig. Dat doe ik op mijn gemak, in mijn eigen tempo. Af en toe slaap ik een uurtje op de sofa. Ik wandel veel met de hond en help mijn vrouw die eveneens een dagje ouder wordt. (Ze zit in de cliëntenraad van een verzorgingstehuis.) We ontvangen elke middag onze tweede zoon die psychiatrische problemen heeft. We bezoeken of ontvangen vier keer per week onze derde zoon die na een serie hersenoperaties vanwege een hersentumor in een tehuis voor mentaal gehandicapten verblijft. We ontvangen eens per week onze dochter, die gelukkig goed gezond is. (Ze is onderwijskundige en studeert geschiedenis.) Ook krijgen we enkele keren per jaar bezoek van onze oudste zoon, eveneens een wiskundige, en zijn Mexicaanse vrouw. (Hij werkt in Londen bij een bank.) Tot slot hebben we nog enkele goede vrienden die geregeld komen binnenwippen.

Naschrift: Uiteindelijk is alles goed gekomen! Met dank aan mijn collega's voor het leuke afscheidsetentje en aan de vakbond voor de puntjes op de i.


dr HFH Reuvers, Maastricht 2009

home