De Bokkenrijders

Wellen


Schelmen in de nacht


Wellen is een bloeiende fruitteeltgemeente ten zuiden van Hasselt in het huidige Belgisch Limburg. In 1774 legde bokkenrijder Jan van Muysen daar een brandbrief bij een hoeve op het dorpsplein. Er stond een verwijzing naar de duivel in: "De duijvel jaagt ons … Nu kunt gij weeten hoe de bockereijders leven; door duijvels ingegeven, regeeren wij ...". In zo'n brandbrief werd bevolen dat de hereboer een som gelds zou deponeren op een bepaalde plek, of anders zou zijn hoeve worden platgebrand. Van de rovers was bekend dat zij hun ziel door een heiligschennende eed verkochten aan de duivel in de gedaante van een bok. Meestal waren zij onvindbaar, en zij doken op in alle uithoeken van de streek. Zo ontstond het denkbeeld dat zij zich op bokkenwagens door de lucht bewogen.
U wilt niet weten wat die schavuiten allemaal uitvraten. Ze roofden de kerken leeg en smolten het gestolen zilver, om er een bok van te maken. Ze zopen brandewijn en vervloekten Jezus en Maria. Bij roofovervallen bewerkten ze hun slachtoffers met messen of brandend stro. Ze verkrachtten de vrouwen en hingen ze op in de schouw. De brandbrieven ondertekenden ze met de afdruk van een bokkenpoot.
Een gevangen bendelid bekende, kort weergegeven, dat hij de eed had gedaan in het bosje achter Wolfhagen, God afzwerende naast een doosje met daarin een grote en een kleine geconsacreerde hostie, en belovende zijn makkers niet te zullen verraden.
Het was niet voor niets dat de hoeven aan beide zijden van de Maas van het gesloten type waren. Je kon er eigenlijk alleen in komen als er binnen iemand meewerkte. Welke knecht verried zijn meester? Welke leverancier was een spion van de rovers? De bokkenrijders waren talrijk en zij opereerden in een wijds verband. Hun aantal wordt in Wellen alleen al op tweehonderd geschat.


Wie waren de bokkenrijders?


Er zijn natuurlijk altijd en overal rovers en boeven geweest. In de loop van de achttiende eeuw had men in onze streken veel last van zigeuners en afgedankt krijgsvolk. Wat de bokkenrijders onderscheidde van deze loslopende benden, was allereerst dat zij veelal woonden en werkten in de dorpen waar ze toesloegen. Ze leidden een dubbelleven: overdag liepen ze met een schijnheilig gezicht rond, en 's nachts bedreven ze hun misdaden.
Soms liep er door toeval een schelm tegen de lamp. Dan werd hij op de pijnbank gelegd en, ondanks zijn eed van stilzwijgen, gedwongen om namen van complicen te noemen. Zo zijn uit de processen de namen van honderden bokkenrijders bekend geworden, en er zullen veel Limburgers zijn die zich kunnen 'beroemen' op een bokkenrijder onder zijn voorouders. Het zijn meest heel gangbare namen als Smeets, Ploumen, Daniels, enz, enz ... Prominente leiders waren bijvoorbeeld de vilder Mathias Ponts, de speelman en kleermaker Nolleke van Geleyn, de herbergierster Katrien Billen, slachter Abraham Nathan, de gebroeders Kerckhoffs, en de jonkers Gavarelle en du Pré.
Een relatief groot aantal bokkenrijders was vilder van beroep. Misschien lag de drempel voor een vilder wat minder hoog, want hij had al een bloederig beroep. Bij onze oosterburen opereerde nog in de Franse tijd een gewezen vilder, de beruchte Schinderhannes. Onder de helers trof men relatief veel joden aan. En onder de leiders waren deftige chirurgijns. Ook zij hadden een bloederig beroep, en zij konden gemakkelijk rondreizen 'op weg naar patiënten' zonder verdacht te worden. De bekendste bandiet in deze categorie was de 'zwarte kapitein', Jozef Kerckhoffs van 's Hertogenrade. Hij bleef overigens ontkennen, en met de strop om de nek riep hij uit: "Jesu, dir lebe ich, Jesu, dir sterbe ich".


film bokkerijders


Idealen?


Was de doodsschreeuw van de zwarte kapitein louter bluf en schijnheiligheid? Of heeft hij met zijn misdaden een ideaal nagestreefd, als een soort Robin Hood? Ton van Reen heeft hier een roman over geschreven, en daar is ook een televisieserie van gemaakt. De schrijver betoogt dat er veel sociaal onrecht was. Ik herinner me een scène uit de film waarin een rijke kanunnik zat te schransen, en een andere waarin een arm gezinnetje door de belastinggaarders werd beroofd van zijn laatste schamele bezittingen.
Bovendien waren de mensen zich aan het emanciperen van de dwingelandij van de adel en de hoge geestelijkheid. Sinds de Verlichting begon men steeds meer vraagtekens te zetten bij het geloof, en men oordeelde, toen al, dat kanunniken en baronnen samenspanden om het volk dom en arm te houden. De mensen zagen nu beter hoe het leven van de autoriteiten vaak in flagrante tegenspraak was met de christelijke idealen die moeder hen in hun kindertijd had voorgehouden.
Men rekent de bokkenrijders wel tot een algemene beweging waartoe ook de jacobijnen in Frankrijk behoorden, en die uitliep op de Franse Revolutie. Het is bekend dat velen van hen streefden naar een maatschappij van 'vrijheid, gelijkheid en broederschap'. Ze werden als marionetten bespeeld door de hoge vrijmetselaars. Ze dansten het hardst om de meiboom na de komst van de Franse revolutionairen.
We moeten hen dus niet te veel idealiseren. Het waren in de eerste plaats criminelen. Dat gold trouwens ook voor veel jacobijnen. Je ziet iets dergelijks bij alle grote revolutionaire bewegingen, van welke signatuur dan ook. Er is altijd een groep terroristen bij, die nergens voor terugdeinzen. Bedreven de watergeuzen niet net zulke misdaden als de jacobijnen? De terreur is niet uitgevonden door Robespierre, en was niet voorgoed voorbij toen hij stierf op het schavot.


Andere oorzaken


Naast deze algemeen-culturele oorzaken waren er nog andere omstandigheden die het verschijnsel 'bokkenrijders' begunstigden. Daarover willen we het volgende kwijt:
In de achttiende eeuw was het tegenwoordige gebied van de beide Limburgen een staatkundige lappendeken. Je had bijvoorbeeld de Oostenrijkse en de Hollandse gebieden, het prinsbisdom Luik en de vrije heerlijkheden. Rovers konden de rechtsgang bemoeilijken door naar een ander landje te vluchten. Als iemand uit een dorp schulden had in Maastricht, vonden de Maastrichtse overheden het toelaatbaar een willekeurige passant uit dat dorp te gijzelen. Het was in die tijd dus een paradijs voor advocaten.
De bokkenrijders werden, vanaf de jaren twintig van de achtiende eeuw, juist actief in tijden van relatieve rust en voorspoed, bijvoorbeeld geruime tijd na de slag bij Lafelt en de bezetting van Maastricht in de Oostenrijkse Successie-oorlog. Hoe kwam dat? Welnu, in tijden van oorlog en veepest hadden de vilders veel werk. Terwijl veel mensen tot bittere armoede vervielen, beleefden zij juist gouden tijden. Maar ze werden daarom te meer veracht, en geraakten in een isolement. Wanneer het nu beter ging met de boeren, kregen de vilders het weer moeilijk. Ze werden op hun beurt jaloers. Tijdens hun werk op de boerderijen gaven ze hun ogen goed de kost ...
Toch zouden de benden niet zoveel 'succes' hebben gehad als alleen de vilders er bij betrokken waren. Het gespuis bestond in werkelijkheid uit een allegaartje van beroepsgroepen. Er waren ook veel smeden en wagenmakers bij, en afgedankt krijgsvolk. Die kerels waren in vredestijd immers ook werkeloos. De contacten werden gelegd bij het daglonerswerk of in bepaalde herbergen ...


wegkruis


Tortuur en excecutie


De hoofdverantwoordelijke voor de opsporing en berechting van misdadigers was aanvankelijk de schout, en later de drossaard. Drossaard Clercx wordt in een hoogdravend lied bejubeld als degene die de Wellense bokkenrijdersbende heeft uitgeroeid. Hij trad op met buitengewone strengheid, en dat was ook wel nodig. Er wordt gezegd, onder anderen door Mathias Kemp en door de heer L Augustus, dat er veel onschuldigen waren onder de mensen die ter dood werden gebracht. Het blijkt echter dat Clercx een wijs en voorzichtig man was. Toen de Franse revolutionairen in onze streken de godsdienst kwamen verbieden, en geld en jongemannen opeisen voor de oorlog, was hij een bezielend leider van het ondergrondse verzet. Hij was 'bang voor niemand dan voor God alleen'. Maar het openlijke verzet van de brigands in de Boerenkrijg moedigde hij niet aan.
De tortuur die men toepaste om de boeven aan het praten te krijgen, bestond in de landen van Overmaas meestal in drie graden: duimschroef, beenschroef en wipgalg. Er waren nauwkeurige voorschriften voor de aanwending van deze foltertuigen. Bij de wipgalg werden de handen van de verdachte op zijn rug gebonden, en vervolgens werd hij aan zijn handen omhoog gehesen. Soms werd er ook nog verlangd dat hij daarbij een paternoster of een miserere opzei.
Executie geschiedde vaak aan de galg. Er kwam veel volk kijken, want het ophangen werd beschouwd als een openbare les voor jong en oud. Het lijk liet men soms maandenlang aan de galg hangen. In bijzondere gevallen werd de veroordeelde eerst geworgd en daarna verbrand. Of men hakte hem een hand af, en spijkerde die op een plank. Ook werden er wel hoofden afgehakt en tentoongesteld op pieken. De justitie was dus vaak even wreed als de misdaad zelf, en doet denken aan de sharia in de hedendaagse islam.


Bestonden de bokkenrijders echt?


De heer L Augustus beweert dat het hele verhaal van de bokkenrijders pas later was verzonnen door de Kerk en de autoriteiten, om hun extreem repressieve acties te rechtvaardigen. Bekentenissen over omgang met de duivel zouden onder tortuur zijn afgedwongen. Dus volgens hem was er niet echt een verschijnsel 'bokkenrijders', maar eigenlijk alleen een serie criminele voorvallen zonder verband. Maar er zijn gewoon teveel bewijzen in teveel processen. De Wellense bokkenrijder Jan van Muijsen sprak trouwens in zijn brandbrief van 1774 al over het verbond met de duivel en noemt zich daar, zonder dwang van de pijnbank, bockereijder.
De bekende geschiedschrijver Anton Blok zegt dat het verschijnsel wel degelijk bestond. De bokkenrijders leenden symbolen en methoden van het leger en de rechtspraak. Een voorbeeld hiervan is de lugubere eed op de 'dode hand', de afgehakte hand van een ter dood gebrachte boef. Ze perverteerden ook veel symbolen uit de godsdienst. Door te suggereren dat ze op bokkenwagens door de lucht reden, grepen de bandieten terug op een bekend gegeven uit de heidense godsdienst der Germanen: de Wilde Jacht van Wodan. In feite waren hun motieven niet alleen economisch of idealistisch van aard, maar ze wilden zich ook wreken op de maatschappij die hen van hun eer had beroofd. Wat dit betreft, kunnen we deze beweging vergelijken met de Mafia, waar Anton Blok eveneens over geschreven heeft. Dus er zijn niet voor niets zoveel standbeelden van bokkenrijders in onze streek, want ze hebben duidelijk echt bestaan.
In Maastricht werd op 11 december 1773 een zekere Leonard Daemen opgehangen, die jarenlang in de Akense processies met een vroom gezicht het beeld van Karel de Grote had gedragen. Ook hij bleek een bokkenrijder te zijn ...


bokkenrijder


Humanisering van de rechtspraak?


Wat te denken van de achttiende-eeuwse methoden van verhoor? Enerzijds waren ze wel geschikt om mensen aan het praten te krijgen. Maar bij zoveel processen zullen er, ondanks alle voorzorgen, zeker gerechtelijke dwalingen zijn geweest. Dan werd er dus een onschuldige gegeseld of opgehangen. Bovendien werd er te weinig rekening gehouden met verzachtende omstandigheden, en met het onrecht dat de hoge heren zelf bedreven.
Napoleon maakte een eind aan de tortuur met een kort maar krachtig decreet: "La torture est abolie". Men mag van hem denken wat men wil, maar dat was toch een prima maatregel. Zo bracht de Franse revolutie na veel horten en stoten uiteindelijk toch vooruitgang.
De afschaffing van de doodstraf is een logisch vervolg. Het is beter dat tien moordenaars blijven leven dan dat er één onschuldige ter dood wordt gebracht. Jammer dat men dat in Amerika veelal nog niet inziet. En daar kan men ook veel te gemakkelijk aan wapens komen. Met de achttiende-eeuwse Luikse wapens werd druk gesmokkeld, maar in de hedendaagse Verenigde Staten koop je de wapens gewoon in de winkel. Er is dan ook nergens zoveel crimineel geweld als juist daar.
Satanisme en exorcisme bloeien trouwens als vanouds, zelfs in Europa. Volgens het Nieuwsblad van 13 maart 2005 zouden in Italië alleen al naar schatting minstens dertig duivelse sekten actief zijn, die samen meer dan honderduizend leden tellen, waaronder veel jongelui. Als een groep katholieken of andersgezinden zich nadrukkelijk bezighoudt met het uitdrijven van duivels, dan moet je juist daar uitkijken dat de duivel je niet te pakken neemt. Geen mens is immers louter goed of louter slecht. In elke mens vecht de duivel met de engelbewaarder om voorrang, om het zo maar eens beeldend uit te drukken. Het is dan zaak dat we bidden, en ons actief met goede projecten bezighouden. Want ledigheid is des duivels oorkussen.


Literatuur:

Winkler Prins encyclopedie en Wikipedia onder "bokke(n)rijders" en "slag bij Lafelt"
De bokkerijders, Juliaan Melchior, de Lijster Maasbree 1981 (eerste druk 1915)
Limburgs verleden, Limburgs Geschied- en Oudheidkundig genootschap
Geschiedenis van de beide Limburgen deel II, Jappe Alberts, van Gorcum & Comp, Assen 1974
De Bokkerijders, Roversbenden en geheime genootschappen in de landen van de Overmaas (1730-1774), Anton Blok, Amsterdam 1995
Mathias Kemp, Geschiedenis van Limburg, Maastricht 1934; herdruk Heerlen-Schiedam 1976, Limburgse Boek- en Kunsthandel-Interboek International
Minnerij, Misdaad en Magie, Jef Leunissen, Corrie Zelen Maasbree
De Bende van de Bokkenrijders, Ton van Reen, zie http://www.tonvanreen.nl
http://www.wellen.be/html/bokkenrijders.html
http://www.clerx-genealogie.nl/
http://www.xs4all.nl/~johnve/docop/hist/op991b.htm
http://www.rijckheyt.nl/sjablonen/rijckheyt/pagina.asp?subsite=100&onderwerp=42
http://genk.com/034/index.htm (over de Boerenkrijg)
http://www.nieuwsblad.be/Article/Detail.aspx?articleID=gnjd8pql
http://bokkenrijders.startkabel.nl
Noordeuropese mysteriën, F.E.Farwerck, Ankh-Hermes Deventer 1978. .

klik hier om naar mijn hoofdpagina te gaan